h

De huismus in Zaanstad

20 februari 2008

De huismus in Zaanstad


ZAANDIJK - SP Zaanstad fractielid Anna de Groot bepleit het behoud en de terugkeer van de huismus door bescherming van de eens talrijke vogelsoort in de Zaanstreek. Zij heeft een 'discussiestuk' geschreven ter voorbereiding van het Zaans Beraad morgenavond, dat gaat over de'Bouwverordening 2008. Volgens het raadslid de kans om de huismussen te behouden.
Lees haar bijdrage hieronder:


De huismus

Over bescherming en behoud van de huismus in Zaanstad

De gemeente Zaanstad beijvert zich voor het behoud van gierzwaluwen in de stad. Dat doet zij al geruime tijd. Hiervoor is een speciale folder gemaakt die bij nieuwbouwprojecten aan aannemers wordt verstrekt. Ook wordt de folder verstrekt aan geïnteresseerde particulieren die graag gierzwaluwen onder hun dak willen huisvesten.
Het verstrekken van de folder is geen overbodige luxe. De wijze waarop de moderne mens over het algemeen sloopt en bouwt leidt tot uitsterven van deze bijzondere vogelsoort. Hoe zeer het verspreiden van een folder ook gewaardeerd wordt, het zou beter zijn als de huisvesting van de gierzwaluw in de nieuwe bouwverordening een meer officieel karakter krijgt. Dit tot behoud van de soort.
Al geruime tijd is bekend dat ook de huismus een bedreigde vogelsoort is. Het gaat niet goed met de huismus. In enkele decennia is het aantal broedparen gehalveerd. Eind jaren zeventig waren er nog tussen de 1 en 2 miljoen paartjes huismussen, nu broeden er tussen de 500.000 en 1 miljoen paartjes in Nederland en dit aantal neemt snel af. Gelukkig hoeft de ordinaire straatrakker nog niet als 'zeldzaam' bestempeld te worden, maar de drastische achteruitgang van de laatste jaren is een veeg teken en vraagt om actie.
Naast wat Zaanstad al doet voor het behoud van de gierzwaluwen in de stad, zou Zaanstad ook iets kunnen doen voor het behoud van huismussen. Hiertoe zijn verschillende mogelijkheden.

Dakschroot

Men zou kunnen overwegen om vogelschroot voortaan tenminste een pannenrij hoger te leggen of wellicht geheel achterwege te laten. Dit mag, als de ruimte onder de pannen niet in verbinding met de binnenruimte staat. Het Bouwbesluit 2003 maakt het bieden van nestgelegenheid niet onmogelijk, maar laat het aan de verantwoordelijkheid van de eigenaar of de bouwer over om een afweging te maken tussen het belang van nestgelegenheid voor vogels en het belang van het voorkomen van schade aan daken als gevolg van nestelende vogels.

Nestkastjes etc.

De huismus broedt graag onder de dakpannen. Het is een fabeltje dat de mus allerlei zaken onder het dak vernielt, de mus kan het niet eens. Een klein gaatje onder of naast de dakrand is voor de mus meestal al voldoende om onder de dakpannen te komen. In principe voldoen als nestgelegenheid ook dezelfde nestkastjes als voor een koolmees, met dit verschil dat er een paar nestkastjes tegen elkaar gehangen moeten worden, want de mus broedt het liefst in groepjes bij elkaar. Waar de de nestkastjes neergehangen worden is niet zo belangrijk, maar zorg er altijd voor dat ze in de schaduw hangen op het heetst van de dag, anders komt de mus om van de hitte. Hang de nestkastjes dus bijvoorbeeld onder de dakgoot. Zogenaamde vogelvides, gevelstenen met een holte en mussenpannen zijn een goede huisvesting voor huismussen.
Momenteel wordt het bieden van nestgelegenheid gestimuleerd als onderdeel van het nationale pakket voor duurzaam bouwen dat in veel gemeenten wordt toegepast bij nieuwbouwwoningen.
Het positieve in de ontwikkeling van nieuwe vormen van nestgelegenheden, zoals de vogelvide die recentelijk in opdracht van de Vogelbescherming is ontworpen, is dat hiermee aangetoond kan worden dat het goed mogelijk is om gebouwen nestgelegenheid te laten bieden en tegelijk schade aan het dak te voorkomen.

Gedragscode dakrenovatie

De gemeente Zaanstad kan bouwbedrijven, woningbouwcorporaties en dakdekkersbedrijven attent maken op de gevaren van dakrenovatie voor de huismussenpopulatie en hen laten meedenken over een oplossing. In overleg opstellen van een gedragscode bij dakrenovatie, waarin betrokkenen zichzelf verplichten om bij vernieling van nestplaatsen voor alternatieve nestgelegenheid te zorgen in de vorm van gevelstenen, mussenpannen of nestkasten.

Rommelige plekken

De huismus is gebaat bij ‘rommelige plekken’ tussen de bebouwing. Het Amsterdamse Stadsdeel Oud-Zuid gaat ‘rommelige plekken’ creëren om een leefomgeving te bieden aan huismussen. In het Vondelpark en op andere locaties gaat het stadsdeel gesnoeide en afgebroken takken niet meer opruimen. Tuinen zijn vandaag de dag vaak te netjes om ruimte te bieden aan huismussen. Ook Zaanstad zou plekken kunnen creëren waar huismussen kunnen nestelen en fourageren. Het zou al helpen als er minder gekapt, gesnoeid en bestraat werd.

‘Natuurlijker’ tuintjes

Particulieren houden van ‘nette’ tuinen. In de tuintjes komt steeds meer bestrating (‘betonia’s’ in plaats van begonia’s), heggen worden geruimd en daarvoor komen schuttingen in de plaats. Om mussen meer nest- en fourageergelegenheid te bieden kunnen particulieren ook iets doen. Net als voor gierzwaluwen zou de gemeente Zaanstad een folder kunnen ontwikkelen met betrekking tot huismussen, waarin particulieren gewezen worden op alle aspecten die mussen kunnen beschermen, maar ook op meer vegetatie in de tuintjes.
Minder chemische insectenbestrijdingsmiddelen
Insectenbestrijdingsmiddelen hebben ook invloed op de mussenpopulatie. Het aantal jongen dat uitvliegt is groter in nesten met een hoge dichtheid aan bladluizen in de omgeving van het nest. Een laag insectenaanbod gaat samen met hogere neststerfte en een laag uitvlieggewicht. Voor het behoud van de huismus is het daarom zaak minder chemische insectenbestrijdingsmiddelen te gebruiken.

Resumerend:
Het verdient aanbeveling om als gemeente Zaanstad over te gaan tot betere bescherming van de huismus. De huismus is inmiddels een bedreigde vogelsoort geworden. Wij willen graag dat dit vogeltje nieuwe kansen krijgt en behouden blijft in het Zaanse straatbeeld.
Naast diverse maatregelen die genomen kunnen worden bij de inrichting van de openbare ruimte en in de voorlichtende sfeer, kunnen er ook een gering aantal bepalingen in de nieuwe bouwverordening worden opgenomen. Wij denken daarbij aan maatregelen met betrekking tot dakschroot, plaatsen van mussenkasten, gevelstenen en vogelvides en het opstellen van een gedragscode bij dakrenovatie.
Alle overige voorgestelde maatregelen verdienen een nadere behandeling. Bijvoorbeeld een plaats in de komende nota Dierenwelzijn, een plaats in diverse bouwplannen en plannen voor ruimtelijke ordening en diverse komende milieuplannen.
Over het algemeen geldt: Wat goed is voor de huismus, is ook goed voor het milieu en dus voor mensen, dieren en planten.

Namens de SP- fractie,

Anna de Groot
17 februari 2008

Bijlage

Over het leven van de huismus en waarom de huismus in de stad in aantal sterk achteruit gaat

Huismussen ontbreken in grote natuurgebieden als de Veluwe en ze vermijden bossen. De bebouwde kom, en specifiek het bewoonde deel daarvan, vormt de belangrijkste leefomgeving voor de huismus. Het merendeel van de populatie broedt in dorpen en steden. De dichtheden in steden liggen bijna twee keer zo hoog als op het platteland. Vooral in delen met veel groen, met al te hoge bomen, voelen ze zich prettig. Vooral huizen met pannendaken en slordige tuinen met enkele bomen en struiken, heggen en klimop, die het jaar rond beschutting bieden, vormen een optimaal milieu.
Huismussen broeden in losse kolonies van enkele paren tot soms wel veertig vogels. Huismussen zijn standvogels. Het grootste deel van het jaar verplaatsen ze zich niet verder dan 600 meter van hun nestplaats, en deze afstand wordt nog kleiner in het broedseizoen. In de winter gebruiken sommige huismussen hun nest ook als slaapplaats, hoewel de meeste dieren zich dan verzamelen in gezamenlijke roestplaatsen in heggen, bomen of dichte klimplanten in de nabije omgeving
Huismussen nestelen bij voorkeur onder dakpannen of in holtes van huizen. Het feit dat de uitbreiding van het areaal bebouwd gebied, een verdubbeling sinds 1960, gepaard is gegaan met een afname van het aantal huismussen lijkt daarom paradoxaal. Rond de jaren zestig had verstedelijking inderdaad positieve gevolgen voor de huismus. Er kwamen steeds meer huizen bij en daarmee meer daken om in te nestelen en tuintjes om in te foerageren. Moderne nieuwbouwwijken zien er echter heel anders uit dan twintig, dertig jaar geleden. In de helft van de gevallen komen platte pannen op het dak in plaats van holle, en hier kan geen mus meer onder. Daarnaast worden, als gevolg van strengere hygiëneregels en hogere eisen aan warmte-isolatie, alle geschikte holtes dichtgestopt.
Het dichtstoppen van de toegang onder de dakpannen gebeurt echter al veel langer. Veel mensen hebben liever geen mussen onder hun slaapkamerdak vanwege het rumoer en daarnaast kunnen de nesten de ventilatie onder de pannen belemmeren. Daarom leggen dakdekkers sinds vijftien jaar vrijwel standaard vogelschroot aan onder de onderste pannenrij. Vogelschroot bestaat uit een plastic strip met tanden, speciaal ontwikkeld om knaagdieren en vogels de toegang onder de dakpannen te versperren. Als gevolg van deze veranderingen bieden moderne huizen nauwelijks nog nestgelegenheid voor mussen, terwijl de vegetatie in nieuwbouwwijken nog te jong is voor alternatieve nestplaatsen. Tegelijkertijd gaan bestaande nestholtes verloren bij renovatie van oudere huizen omdat ook hier vogelschroot gelegd wordt. Vogelschroot wordt eigenlijk alleen weggelaten bij historische panden, en dan alleen als er specifiek om gevraagd wordt. Een pannendak gaat zo’n vijftig jaar mee, dus een grove schatting is dat over 35 jaar vrijwel alle daken van vogelschroot zijn voorzien.
In Nederland neemt het oppervlak bebouwd gebied nog steeds toe. Om het groene buitengebied te ontzien wordt in de nieuwe Nota Ruimte gestreefd naar renovatie en stedelijke verdichting. Dat betekent dat kale stukken en braakliggende terreintjes worden volgebouwd en daarmee verdwijnen de onkruidveldjes waar volwassen huismussen hun zaden halen. Deze veldjes zijn bovendien een bron van insecten, die het voedsel vormen voor jonge huismussen.
Omdat huismussen maar een actieradius van 600 meter hebben kunnen ze voor hun voedsel niet uitwijken naar de stadsranden, waar kruiden en insecten nog ruim voorhanden zijn. Dit laatste zou kunnen verklaren waarom huismussen verdwenen zijn uit oude stadswijken, waar op het oog niets is veranderd. Ook stedelijke uitbreiding zelf zou hierbij een rol kunnen spelen omdat hierdoor oudere huizen in het centrum steeds verder van het landelijke gebied komen te liggen.
Het uiterlijk van particuliere tuinen is de afgelopen jaren sterk veranderd. De meeste tuinen zijn te netjes geworden. Onkruidhoekjes zijn opgeruimd en in navolging van populaire tuinprogramma’s zijn gazons vervangen door siertegels en heggen door schuttingen. De beplanting bestaat meer en meer uit uitheemse soorten, uitgezocht om hun vraatbestendigheid en dus ongeschiktheid voor insecten. Ook worden bodembedekkende planten gebruikt die weinig onderhoud vragen, maar aan mussen geen voedsel of beschutting bieden. In het openbaar groen maken heggen en struikgewas plaats voor grasveldjes of tegels, laagblijvende heesters of bodembedekkende exoten. Deels om onderhoudskosten laag te houden maar ook als gevolg van het groeiende onveiligheidsgevoel onder de burgers.
Het verdwijnen van heggen, hagen en struiken zou grote gevolgen voor huismussen kunnen hebben. In Londen blijken de dichtheden van huismussen veel hoger te liggen in de buurt van struiken, waaruit geconcludeerd kan worden dat struiken en heggen een belangrijk habitatelement vormen voor de huismus. Ze bieden nestgelegenheid en dekking tegen roofdieren, zijn een bron van insecten en vormen een verzamelplaats waar veel van de sociale gedragingen van de kolonie plaatsvinden. Voor huismussen is dekking heel belangrijk. Het zijn voorzichtige foerageerders, die het liefst vanuit een struik of heg opereren. Een experimentele studie toonde aan dat een voederplaats die op 2,5 meter afstand van een struik lag al niet meer door huismussen werd bezocht. Ook de grotere najaarszwermen wagen zich niet verder dan twintig meter het open veld in. Dat alles betekent dat door het verdwijnen van heggen en struiken ook andere nabijgelegen voedselplaatsen ongeschikt raken.
Wetenschappers suggereren dat het aantal insecten in de steden achteruit is gegaan. Hierdoor zou het broedsucces van huismussen gedaald zijn. Het aantal jongen dat uitvliegt is groter in nesten met een hoge dichtheid aan bladluizen in de omgeving van het nest. Een laag insectenaanbod gaat samen met hogere neststerfte en een laag uitvlieggewicht. Als mogelijke oorzaak wordt het hoge gebruik van herbiciden genoemd, waardoor waardplanten als bijvoet en brandnetel verdwijnen. Deze factor is echter vrij speculatief aangezien voor Nederland zowel recente voedselstudies als kwantitatieve insectentellingen niet voorhanden zijn en ook directe studies aan broedsucces ontbreken. Bovendien is het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen door gemeenten de afgelopen twintig jaar juist sterk afgenomen, alhoewel de laatste vijf jaar juist weer een stijging laat zien. Het gebruik in particuliere tuinen lijkt wel toe te nemen, maar hierover zijn nauwelijks cijfers bekend. Het aantal middelen dat is toegestaan is streng aan banden gelegd. Het meest gebruikt worden middelen met glyfosaat
(round up), waarvan de directe giftigheid voor vogels laag is, hoewel langetermijneffecten niet zijn onderzocht. Toch zijn er wel degelijk bewijzen dat een vermindering van het gifgebruik positieve gevolgen heeft voort de insectenstand. Sinds de daling in het gebruik van chemische middelen zijn de aantallen wilde bijen in steden aanmerkelijk toegenomen. Ook dagvlinders reageren heel goed op ecologisch beheer.
De sperwer is in de stad in aantal toegenomen en daarnaast is het aantal katten in Nederland gestegen. Verder wordt ook predatie door kraaiachtigen en uilen waargenomen en wellicht vormen ratten een bedreiging. Hoewel predatie op zichzelf waarschijnlijk niet de oorzaak is, kan het wel de spreekwoordelijke druppel zijn voor een toch al wankele populatie. De hoogste sterfte onder huismussen vindt plaats in het broedseizoen. Volwassen vogels gaan dan onvoorzichtiger foerageren en pas uitgevlogen mussen vormen door hun grote aantal en argeloze gedrag een makkelijke prooi. Predatie heeft echter weinig invloed op de broedpopulatie. Uilen, kraaiachtigen en ratten vangen af en toe een mus; sommige individuen kunnen zich zelfs specialiseren op huismussen, maar op de totale populatie stelt het aantal slachtoffers niets voor. De enige predatoren van betekenis, de sperwer en de huiskat, doden weliswaar veel huismussen, maar het gaat hierbij voornamelijk om jonge dieren, die anders wel aan een andere oorzaak waren gestorven.
Samenvattend spelen in steden zowel een afname van het voedselaanbod en het verdwijnen van nestplaatsen en beschutting een rol. In dorpen en steden is een gecombineerde aanpak aan te raden waarbij zowel het voedselaanbod als de beschutting en nestgelegenheid verbeterd
worden. Vanwege de kleine actieradius van de huismus moeten alledrie op een locatie aanwezig zijn, wil een mussenkolonie zich daar handhaven of vestigen. Om dit doel te bereiken heeft het verbeteren van de kwaliteit en kwantiteit van het stedelijk groen hoge prioriteit, en het behoud van bestaande nestholtes in gebouwen middelhoge prioriteit. Lagere prioriteit heeft verbetering van het aanbod aan nestholtes.

Veel gegevens voor deze tekst zijn ontleend aan het Actieplan Huismus van de Vogelbescherming Nederland. Verder zijn gegevens ontleend aan het Amsterdams Stadsblad, de site Nieuws uit Amsterdam, de site van het Milieucentrum Amsterdam, de site van Stichting de Mus en het dossier Bouwregelgeving van V ROM ( Nesten onder daken en het Bouwbesluit)

U bent hier