h

Kraamzorg: hoe de marktwerking een prachtig vak uitkleedt

24 september 2008

Kraamzorg: hoe de marktwerking een prachtig vak uitkleedt

Interview met Klaske Lewis, SP-lid

Door: Carla Schuddeboom

Het gaat slecht met de kraamzorg. SP kamerlid Marianne Langkamp wijst er in Kamervragen voortdurend op, zoals Agnes Kant dat voor haar deed. Deze zomer zaten in Den Haag en omgeving honderden net bevallen moeders zonder kraamzorg. Minister Klink heeft beloofd om met een plan van aanpak te komen om hier iets aan te doen. Maar er is veel meer aan de hand. Hoe marktwerking kan ingrijpen in een mensenleven.


Klaske Lewis aan het werk

Klaske Lewis, 32 jaar en woonachtig in Assendelft, heeft de hotelschool gedaan en in de IT sector gewerkt. Toen begin deze eeuw de IT luchtbel uit elkaar spatte, koos Klaske voor de verkorte opleiding kraamverzorging. In 2003 was ze klaar. Ze vond een baan voor 32 uur, de baan van haar leven.

Klaske vertelt geconcentreerd haar verhaal, er is haast geen vraag tussen te krijgen. Soms is ze even vol emotie, vooral als het erom gaat hoe mooi het vak van kraamverzorgende is.

Wat betekende het geven van kraamzorg voor jou?

“Het was het leukste werk dat ik kon bedenken. De kraamvrouwen hadden in die tijd nog recht op 64 uur kraamzorg, 8 uur per dag. Ik werkte in een cyclus van twee weken en had een vast rooster voor het hele jaar, net als alle collega’s. Er werd rekening gehouden met vrouwen met kleine kinderen en gezorgd voor een spreiding van de vrije weekenden. Als je graag bij thuisbevallingen assisteerde, dan werd daar rekening mee gehouden. Kortom, men deed zijn best om het werk zo aangenaam mogelijk in te richten. Hoewel ik zelf ook twee kinderen kreeg kon ik de oppas van tevoren regelen en de rest van mijn leven goed organiseren.

Het werk gebeurde vanuit het kraamcentrum, dat was gelegen op een centraal punt in de gemeente. Daar ontmoette je de collega’s en daar kon je terecht als het eens een keer moeilijk was geweest.

Halverwege 2004 werden marktwerking en concurrentie ingevoerd in de zorg. Er werd een samenwerkings- verband met Evean aangegaan en niet veel later fuseerde het kraamcentrum van de Zaanstreek met die van Waterland en IJmond. De achterliggende gedachte was dat je kon overleven door of heel groot of heel klein te zijn. Tegelijkertijd schoten er links en rechts particuliere kraamverzorgingsbureaus uit de grond. Een aantal van hen werkt uitsluitend met kraamverzorgenden die voor zichzelf zijn begonnen, zogeheten ZZPers, zelfstandigen zonder personeel. Evean had veel vaste medewerkers in dienst, maar kon niet meer voldoende werk binnen halen, zodat deze medewerkers minder uren werk hadden.

De volgende stap was het zogeheten ‘indicatieprotocol’. Elke indicatie voor kraamzorg werd heel precies, volgens vaste regels, vastgesteld. Het aantal uur kraamzorg werd teruggebracht van 64 uur naar minimaal 24 en maximaal 44 uur (In 2008 is het weer een paar uur verhoogd). Dat betekende natuurlijk minder inkomsten voor het kraamcentrum. Maar het betekent ook: minder arbeidsvreugde. Je kunt alleen nog maar de eerste zorg verlenen aan moeder en kind. Boodschappen doen, de andere kinderen naar school brengen of eens een spelletje doen tijdens het zo nodige rustmoment van de moeder, dat kan niet meer. Je moet tegenwoordig steeds onderhandelen: als ik dit doe, dan kan ik dat niet doen. Zelfs voor de noodzakelijke zorg is er soms te weinig tijd, vooral als er maar 24 uur is beschikbaar is. Met een beetje pech krijg je niet één keer de borstvoeding te zien en dat is onvoldoende om te beoordelen of het goed gaat.

Ondertussen werd de concurrentie steeds heviger. Zorgverzekeraars gingen de zorg ‘veilen’. Om maar voldoende zorg binnen te krijgen zodat alle medewerkers in vaste dienst hun uren te konden maken, werd zo nu en dan zelfs onder de prijs gewerkt.
Er is sinds een paar jaar bovendien een eigen bijdrage per uur . Dat maakt natuurlijk dat meer gezinnen kiezen voor het minimum van 24 uur. Het kraamcentrum moet dit geld zelf innen. Eerst werd er uit principe geen zorgvraag geweigerd maar toen bekend werd dat particuliere bureaus dat wel deden, en bij het starten van de nieuwe zorgverzekeringswet veel mensen onverzekerd bleken, veranderde dat al snel. Dus een zorggarantie kan het kraamcentrum nu niet meer waar maken. Wie niet betaalt krijgt geen kraamzorg.”

Dat kan toch niet goed gaan?

“Het ging ook mis. Het kraamcentrum heeft nog een tijd geteerd op een financiële buffer uit het verleden, maar het eindigde zwaar in de schulden. Toen heeft het moeten fuseren met een andere kraamzorginstelling, Integra in Alkmaar, en toen ging de botte bijl erin. Er kwam een interim-directeur, iemand die de sales en de marketing voor de senseo koffieapparaten had gedaan. Dat was in 2007. Geen roosters meer, iedereen moest wachtdiensten gaan draaien, die bovendien nauwelijks betaald worden (16 Euro voor acht uur in de wacht). Bovendien moesten we lange afstanden gaan reizen die niet vergoed worden. Er is geen aandacht meer voor medewerkers met schoolgaande kinderen, iedereen moet maximaal flexibel inzetbaar zijn om de uren te kunnen werken waarvoor je wordt betaald. Bestaande contracten werden zo mogelijk omgezet naar flexibele min-max contracten. Nieuwe contracten worden voor maximaal 24 uur per week gegeven.

Wel is er enorm veel marktonderzoek gedaan. Er kwam weer een nieuwe naam en weer een nieuw logo, en weer veel, heel veel nieuw promotiemateriaal. Een hoofdkantoor in Amstelveen waar de kleuren allemaal op elkaar zijn afgestemd, van design lampen tot de bijbehorende design poefjes aan toe. Kosten: €300.000, -
Maar de laag van het middenmanagement is weg bezuinigd en een leiding gevende krijg je haast niet meer te zien. En je gaat toch niet naar Amstelveen om een kopje koffie te drinken als het je even te veel is geworden?”

En wat waren de gevolgen?

“Veel kraamverzorgenden zijn doorgeschoven naar de verpleging en de verzorging en naar de kinderopvang, waar ook veel mensen worden gevraagd. Vanuit de reguliere opleiding kiezen heel weinig afgestudeerden nog voor het kraamzorg vak. De verkorte opleiding is zelfs helemaal gestopt omdat er geen belangstelling meer voor is. Wat je ook ziet is dat kraamverzorgenden met oudere kinderen, voor wie een 0 uren contract geschikt is om een extraatje te verdienen, daarop overstappen. Zij kunnen dan aangeven wanneer ze beschikbaar zijn en wanneer niet want dat is het voordeel van een 0-uren contract. Ze zitten nergens aan vast.
Je ziet een kwetsbare groep van overbelaste kraamverzorgenden die overblijft. Zij gaan gebukt onder een groeiend tekort aan nieuwe krachten en natuurlijk onder de onvrede bij de cliënten, die niet de zorg krijgen die zij willen.

(plotseling geëmotioneerd) Het is zo’n mooi, prachtig beroep. Je bent maar 8 dagen in een gezin, maar in die tijd leer je het zo goed kennen. Enorme afwisselend. Je doet het zelfde werk in steeds weer nieuwe omstandigheden. Het heeft mij zo rijk gemaakt in mensenkennis!”

En waren er geen protesten?

“Kraamverzorgenden zijn vaak hele lieve, dienstbare mensen. Die komen niet zo gauw in opstand. Het kramen is hun leven, hun hart, hun werk De verloskundigen hebben wel aan de bel getrokken bij de verzekeraars. Zij zijn eindverantwoordelijk voor het kraambedden en zij hebben ons nodig.”

Wat moet er gebeuren?

“Het gaat bij kraamverzorgenden meestal om vrouwen, jonge moeders, die parttime werken. Geef ze goede arbeidsvoorwaarden. Geef ze voldoende uren en roosters, een goede vergoeding voor assistentie bij thuisbevallingen (niet midden in de nacht twee uur rijden en een kwartiertje betaald werken). En decentraliseer de boel. Niets is leuker dan kramen in je eigen wijk of dorp. Kraamzorg wordt vaak vergeten als men het over thuiszorg heeft, maar bij kraamzorg staat het gezin pas écht centraal. Als ik 8 uur op een dag in een gezin ben, dan zie ik wel hoe het er toe gaat. Als een kindje na vijf minuten borstvoeding in slaap valt dan zie ik dat meteen, ook al ben ik de was aan het vouwen. Deze zomer zijn ze begonnen met ‘assistent kraamverzorgenden’, een soort huishoudelijke hulpen – vaak studenten. Die kunnen wel het huishouden doen maar zijn er niet voor getraind te observeren en signaleren. De kraamverzorgenden zelf zijn een soort mobiele eenheid geworden. Die vliegen van het ene gezin naar het andere en kunnen soms de baby’s niet meer uit elkaar houden. Dan moeten ze eerst in de dossiers kijken over wie het ook alweer gaat.”

Hoe ben jij er dan mee omgegaan?

“Ik stel wel overal vragen en roep dat collega’s lid moeten worden van de vakbond. Laten ze mij maar heel vervelend vinden! Maar toen het indicatieprotocol kwam zag ik dat het moeilijk zou worden. Ik kon financieel gezien niet terug in contracturen. Ik had het geluk dat ik planner kon worden op kantoor. Daardoor kreeg ik inzicht in wat er allemaal fout is gegaan.

Maar had ik dat niet gezegd? Na anderhalf jaar ben ik daar boventallig geworden door die fusie. Nu ben ik hoofd huishouding in het verpleeghuis Oostergouw in Zaandam. Ook een leuke baan. Maar ik heb nog steeds een 0 uren contract, en assisteer bij thuisbevallingen als het mij uitkomt. Zo blijf ik betrokken bij het kraamcentrum en raak ik niet achterop in de ontwikkelingen van het vak kraamzorg. Het blijft ook mijn vak, mijn hart.”

U bent hier