h

Lijda Dahmann, het gezicht achter de SP hulpdienst

2 december 2010

Lijda Dahmann, het gezicht achter de SP hulpdienst

‘Geef mij de tijd van vroeger maar, want toen waren de mensen één.’

Door: Carla Schuddeboom

Onze SP-afdeling heeft honderden leden, die elkaar zelden of nooit zien en vaak ook niet kennen. Dat is jammer, want bij nadere beschouwing blijkt dat het ledenbestand een interessante mengelmoes van heel verschillende mensen oplevert. Allemaal individuen die toch iets met elkaar gemeen hebben. Wat dat is? Om daar wat meer van te weten te komen willen we regelmatig één van onze leden portretteren.
Dit keer aan het woord:
Lijda Dahmann, het gezicht achter de SP hulpdienst.

‘Goed hoor,’ zegt ze aan de telefoon, als ik haar bel voor een interviewafspraak en vraag hoe het haar de laatste tijd is vergaan. We hebben elkaar lang niet gezien. Lijda kan door haar slechte gezondheid niet meer naar allerlei SP-uitingen toe en staat op de lijst voor een niertransplantatie. ‘Ja, ik wacht nu zes jaar en ik moet een paar keer per week aan de dialyse. Maar verder gaat het goed, ik houd de moed erin. Ze zeggen wel eens dat ik te veel doe, ook voor de hulpdienst, dat ik te ver ga met helpen. Laatst werd ik nog gebeld door Harry van Bommel. Ik dacht eerst even: “Harry van Bommel? Waar ken ik die naam toch ook weer van?” Ja, dat overvalt je toch een beetje. Afijn, Harry vroeg of ik iets kon doen voor een meneer die zich erg afgewezen en gediscrimineerd voelde. Die meneer zocht een baan en ik dus op zoek naar werk voor hem. Ik dacht dat ik wel een geschikt adres wist, maar het ging allemaal niet zo vlot en toen voelde die meneer zich opnieuw gediscrimineerd. Het eindigde ermee dat hij boos op mij werd. Toen was ik misschien wel wat te ver gegaan. De SP hulpdienst is geen arbeidsbureau natuurlijk.’

Een tijdje later zetten we dit gesprek voort bij Lijda thuis. Ze heeft al meer dan 20 jaar last van haar nieren, maar toch vind ik dat ze er goed uitziet. Lijda zwijgt betekenisvol als ik dat zeg en ik kijk nog eens goed. Ja, afgevallen is ze wel. Misschien komt het door die heldere, vastberaden blik en de innemende lach, dat ik haar zo weinig veranderd vind.


Lijda Dahmann
foto: Mieke Westera

Lijda vertelt hoe het met haar gaat. ‘Ik heb zo veel moeten inleveren, maar ik kijk naar wat ik wel nog kan. Ik word 60 en ik heb een heel mooi en rijk leven gehad. En dat heb ik nog. Ik heb een zoon en een dochter, en een kleinkind niet te vergeten. Daar geniet ik van. Ik heb een moeilijke bloedgroep en daarom duurt het zo lang voordat er een geschikte nier beschikbaar komt. In Zweden, daar kun je zo een nier kopen. Die kopen ze daar in India. Maar dat wil ik niet; wat dat voor gevolgen kan hebben voor zo iemand daar, daar wil ik niet verantwoordelijk voor zijn.’

‘Ik ben zo’n acht jaar geleden bij de SP gekomen, via een aktie tegen UPC. Daar waren toen heel veel klachten over. We haalden handtekeningen op en gingen er voor de deur staan; dat heeft wel een half jaar geduurd. In Purmerend was dat, en daar kwam ik met iemand in gesprek over allerlei vormen van onrecht waar ik me zo aan stoorde. “Sta jij altijd zo in het leven?” vroeg die man. “Dan moet je in Zaanstad maar eens naar de SP gaan”. Zodoende zijn Nora Swagerman en ik in Zaanstad de hulpdienst gaan opzetten. Scholingen gedaan bij de SP. Dat gaat nu niet meer, met die spoeltijden van de dialyse..

Waar die behoefte aan rechtvaardigheid en aan helpen vandaan komt? Lijda vertelt dat ze waarschijnlijk enorm beïnvloed is door haar ouders. Ze groeide op in Amsterdam, in een gezin van vijf kinderen. ‘Bij ons thuis was het niet rijk. Eén keer per week vlees en verder een plakje boterhamworst op je brood; aanlenglimonade en later prik; van die doppinda’s op tafel en wij allemaal erom heen. Het was altijd gezellig. Iedereen mocht mee eten. Dat mis ik.’ Ze is niet kerkelijk opgevoed, maar haar ouders hamerden erop dat je eerlijk in het leven moest staan en moest omzien naar je naasten. ‘Nog altijd vraag ik met kerst de alleenstaanden uit de straat hier te eten. Gezellig’

Met de hulpdienst viel het trouwens niet altijd mee. De laatste tijd drijft de hulpdienst weer op Lijda en Nora, net als in het begin. Andere helpers zijn na een tijdje toch weer afgevallen. ‘Als mensen niet meteen resultaat zien gooien ze het bijltje er soms bij neer. Maar ik vind: als je ook maar één iemand kunt helpen, dan is dat altijd de moeite.’ Het is ook niet altijd makkelijk werk. ‘Heel vaak hebben mensen problemen met schulden of huurachterstanden en dan denken ze dat je dat meteen voor ze kunt oplossen. Ze snappen al die regels niet. Natuurlijk kun je ze ook niet altijd helpen; heel vaak zijn ze al overal geweest, zijn het grote problemen.. Je krijgt wel eens stank voor dank. Mensen bellen dan op en verwachten dat je alles voor ze doet. Je bent toch een hulpdienst, dan moet je ook helpen, vinden ze. Of ze denken zelfs dat ze geld kunnen krijgen. Je legt dan wel uit wat de hulpdienst is, dat we vrijwilligers zijn zonder speciale opleiding, maar dat dringt niet tot ze door. Als hun probleem wel wordt opgelost, hoor je ook niet altijd wat terug. Lijda treedt vaak op als budget coach. Ze leert mensen om beter met hun geld om te gaan. Dan is ze soms een hele middag met iemand bezig. ‘Ik ben natuurlijk ook een ervaringsdeskundige met mijn WAO-uitkering', lacht ze. ‘Ik weet heel veel van aftrekposten en speciale potjes. En ik kan zelf goed omgaan met geld. Zo maak ik bijvoorbeeld zelf een spaarpotje van het geld dat ik overhoud door producten te kopen als ze in de reclame zijn. Dat kan lekker oplopen tegen het eind van het jaar. Maar ja…het is niet altijd makkelijk om mensen te overtuigen.

De moed erin houden

Hoe ze de moed erin houdt, met die hulpdienst? ‘Ach, de mensen weten niet beter. En wat hebben ze niet allemaal voor hun kop gehad in hun leven! Als je die verhalen hoort, geen wonder dat ze soms depressief worden. Ik vind het leuk om dat allemaal uit te zoeken, te proberen oplossingen te vinden. Interessant. Ik ga ook wel naar de mensen toe, als ze niet kunnen lopen of zo. Soms is de problematiek echt zo groot.’

Tegenwoordig komen er minder vragen binnen. Mensen vinden zelf steeds meer informatie via het internet. ‘Ik vraag me wel eens af of dat goed is, dat mensen dit soort problemen niet meer met iemand bespreken, of met elkaar. Dat ieder voor zich achter dat ding zit.. Van mij mogen de jaren zestig wel weer terug komen, toen mensen nog samen optrokken!’
Dat samen optrekken, dat mist ze. ‘Elkaar eens bedanken of groeten, het is toch een kleine moeite? Maar over mijn eigen straat mag ik niet mopperen, hoor. We staan klaar voor elkaar. De krant gaat de halve straat door. De buren helpen me echt. En ik kook op mijn beurt weer voor mijn buurman als dat zo uitkomt.’

De politiek volgt Lijda met veel belangstelling, maar soms verbaast ze zich erover. ‘Kijk nou eens naar de Tweede Kamer. Die mensen zitten daar maar met die telefoontjes, of gewoon boeken te lezen. Dat kan toch niet?’ De SP in Zaanstad vindt ze weinig zichtbaar. Die dinsdagavonden die er nu zijn elke week, weten de mensen dat wel? Dat moet wel elke keer in het blaadje worden aangekondigd, waarschuwt ze. En er moeten weer grote acties komen, zoals vroeger. ‘Ze hebben wel kritiek op Frankrijk, omdat ze allemaal de straat op gaan, maar ik zeg: Ze moesten hier eens een voorbeeld nemen aan Frankrijk. Er wordt te veel geklaagd, de mensen willen nergens meer aan mee doen. Ik heb altijd gezegd, geef mij de tijd van vroeger maar, want toen waren de mensen één.’

U bent hier