Raadslid Sonja van Elmpt over de ‘drie decentralisaties’
Raadslid Sonja van Elmpt over de ‘drie decentralisaties’
De volgende bijdrage leverde SP raadslid Sonja van Elmpt in het raadsdebat van afgelopen donderdag over de visie van het college op de ‘drie decentralisaties’. Dat wil zeggen het overhevelen van taken naar de gemeente op de gebieden van de sociale werkvoorziening annex Wajong, een deel van de AWBZ, namelijk begeleiding en dagbesteding, en de jeugdzorg. Zij liet daarmee als enige (naast Rosa) een fel en kritisch geluid horen in een koor van voorzichtig bezorgde tot enthousiaste geluiden in de raad.
De visie van dit college is vooral gebaseerd op wensdenken. Iedereen moet aan het werk bij een reguliere werkgever, iedereen moet zelf de verantwoordelijkheid nemen en als je nu maar de regie teruggeeft aan de ouders, dan hoeft de overheid niet te zorgen voor dure hulpverlening. Mensen moeten minder een beroep doen op die grote, betuttelende, overheid en in hun eigen netwerk zoeken naar oplossingen.
We hebben er in Nederland met elkaar voor gezorgd dat mensen die zichzelf niet (meer) kunnen redden een stevig vangnet hadden. Waarbij ze niet dankbaar hoefden te zijn, waarbij ze niet langer afhankelijk waren van liefdadigheid en waar ze, dankzij professionele hulp, met zelfrespect hun eigen leven konden leiden. Een groot goed werd het gevonden dat je als je ouder werd niet afhankelijk was van je kinderen of buren, maar dat je erop kon rekenen dat er goede zorg beschikbaar was, waar je recht op had. Of zoals een 86 jarige mij onlangs zei: ‘ik ben afhankelijk van anderen en dan ben ik liever afhankelijk van de overheid dan van mijn buren’.
Het is belangrijk voor de stabiliteit van een samenleving dat mensen kunnen rekenen op basiszekerheden, zoals het recht op een uitkering als je niet aan het werk kunt komen, of professionele ondersteuning als je in verband met psychiatrische klachten hulp nodig hebt om je staande te houden.
Het college wil een omslag in het denken
Dit college zegt dat we ervan af moeten dat mensen denken ergens recht op te hebben. Volgens dit college moeten we met die mensen in gesprek om te zien of ze niet een beroep kunnen doen op hun omgeving. Trots brengt dit college deze visie als iets nieuws, als een omslag van denken die belangrijk is omdat we geen geld meer hebben voor al die consumerende burgers die maar overal recht op hebben.
Maar het is niets nieuws, het is de klok minstens 60 jaar terug draaien. Toen hadden mensen ook geen rechten, maar moest je maar afwachten of er liefdadigheidsinstellingen waren of hopen dat je kinderen bereid waren om iets voor je te doen, als je het zelf niet meer trok. Daar hebben veel mensen in dit land met een lange strijd een einde aan gemaakt. Als je het zelf niet redt, word je geholpen.
Dat is solidariteit. In dit land lijkt dat wel een vies woord geworden.
Er wordt in Nederland tegenwoordig een beeld geschetst van luie mensen die best zouden kunnen werken, maar lekker in een uitkering zitten. Van mensen die geen regie nemen over hun leven, maar alles op het bordje van de overheid leggen en zeggen: ‘Los het voor me op’. Dat beeld is vals, absoluut niet gebaseerd op de werkelijkheid.
De SP ziet de harde werkelijkheid
Wil de SP dan niet dat mensen aan het werk gaan, dat zij de regie over hun eigen leven nemen en dat er een solidaire samenleving is, waar mensen voor elkaar zorgen als dat nodig is? Natuurlijk wel. Maar wij zijn realisten en zien de harde werkelijkheid. De werkelijkheid waarin mensen die in een uitkering terecht komen omdat ze worden ontslagen, zich drie slagen in de rondte solliciteren, maar niet eens op gesprek worden gevraagd omdat ze al wat ouder zijn. Of iets mankeren.
Wij zien dat mensen die begeleiding en dagbesteding nodig hebben natuurlijk graag mee zouden willen doen aan de gewone activiteiten, zoals regulier werk of verenigingen, maar daar niet terecht kunnen omdat ze zich in de moderne samenleving niet kunnen handhaven. Wij zien ook dat jonge gezinnen met ouders die het alleen niet goed redden helemaal gemangeld worden door deze wereld die zoveel vraagt van iedereen.
En dan die verhullende nietszeggende woorden in dit visiestuk. ‘We moeten als overheid niet meer zorgen voor maar zorgen dat’...Dus eindelijk houdt een wethouder op met het stofzuigen bij mensen die huishoudelijke hulp nodig hebben en stoppen de ambtenaren met het rondbrengen van de boodschappen. Er zal nu worden gezorgd dat anderen dit gaan doen. Wat een onzin is dit, als je er goed over nadenkt.
Veel woorden lijken mooi, maar betekenen iets heel anders dan je denkt. Woorden als ‘eigen verantwoordelijkheid’ en ‘mensen in hun kracht zetten’, waar deze visie vol mee staat. Het lijkt een goed idee maar het betekent dat mensen het zelf moeten zien op te lossen. Waarom? Omdat er geen geld meer is. Zeg dat dan! Dan ben je eerlijk naar je burgers, dan zeg je ‘sorry mensen, maar wij vinden dat de overheid minder taken moet krijgen en minder geld moet besteden aan sociale zekerheden’. Omdat wij het geld er niet meer voor over hebben. Jullie moeten eerst maar in je eigen omgeving zoeken of iemand je kan helpen.’
Het gaat om bezuinigingen
Als dit college het echt zou menen dat mensen in hun eigen kracht gezet moeten worden, dan zou gekeken worden naar middelen om dat voor elkaar te krijgen. Mogelijke ondersteuning die je verder helpt zou dan misschien gevonden worden in een persoonsgebonden budget, of een vervoerspas, zodat er niet altijd een beroep gedaan hoeft te worden op de welwillendheid van anderen. En je zou zorgen voor getrainde mensen die precies weten hoe je mensen niet te veel uit handen neemt zoals nog wel eens gebeurt met goedbedoelende liefdevolle dochters of vrijwilligers.
Die oplossingen zien we niet in deze visie. Dus wil dit college gewoon bezuinigen. OK, dat is dan duidelijk en het is ook wel begrijpelijk gezien het rijksbeleid.
In een vorig plan van wethouder Noom stond dat iedereen in Zaanstad mee moet doen, moet kunnen participeren in de samenleving. Toen wij destijds in een debat aangaven dat je dit als overheid niet kunt afdwingen, maar wel kunt voorkomen dat mensen worden uitgesloten, ging dat de wethouder lang niet ver genoeg. Nu zegt dezelfde wethouder Noom: ‘Het is niet aan de overheid om maatschappelijke participatie te vereisen, behalve als er een beroep op inkomen bij de overheid wordt gedaan.’
Wat is nu waar?
Is er dan niets goed aan dit stuk? Jawel, we zijn het helemaal eens met het idee om meer te luisteren naar professionals en te zorgen voor minder bureaucratische regels, registratie en verantwoordingsdrang. Maar dan moet je ook echt luisteren naar de mensen die er verstand van hebben en dat zal wellicht niet zoveel bezuinigingen opleveren.
We zijn het ook eens met de integrale aanpak. We zien de mogelijke overlap van de verschillende decentralisaties en de mogelijkheden om daar schotten weg te halen en overbodige dubbele intakes te vermijden. Ook zien we het belang van van de gedachte ‘ 1 kind, 1 gezin, 1 hulpverlener’. Dat heeft de SP altijd gevonden en daar zijn we dan ook helemaal voor.
Grootste risico is het verdwijnen van rechtszekerheid
Wat wij voorlopig als grootste risico zien van het afschaffen van het recht op een voorziening en de nieuwe manier om vast te stellen wat mensen echt verder kan helpen, is dat er rechtsongelijkheid gaat ontstaan die niet door objectieve criteria kan worden verholpen. In gesprekken die per definitie subjectief zijn wordt naar onze mening niet gekeken naar de beste oplossing, maar naar de goedkoopste. En als mensen bezwaar willen maken op een beslissing, zijn er geen objectieve criteria waar zij of de beroepsinstantie zich aan vast kunnen houden. Daarom hebben we een motie gemaakt om dat laatste in ieder geval te waarborgen.
Voorzitter, wethouder Noom zei in het Zaanstad beraad dat ze zo blij was met de steun van de raad voor deze visie. Ik dacht dat ik toen al duidelijk was geweest, maar als dit niet zo was dan nu nog maar eens.
NEE! Deze visie wordt door de SP niet gedeeld.
- Zie ook:
- Fractienieuws