h

Socialistische democratie en levende solidariteit

14 mei 2012

Socialistische democratie en levende solidariteit

Amsterdams SP-lid en historicus Ron Blom hield op de Socialismedag in Breda op 12 mei 2012 een lezing over Bernstein, Kautsky, Luxemburg en Liebknecht. Dit in het kader van het thema ‘revisionisme versus revolutie’ in de SPD in Duitsland rond 1900. In de meningsverschillen tussen deze invloedrijke socialisten in de Duitse arbeidersbeweging van toen, herken je gemakkelijk de nog steeds bestaande verschillen tussen sociaal-democraten (oa. de PvdA) en linkse socialisten (SP). Sociaal-democraten willen alleen de scherpe kantjes van het kapitalisme afhalen, en worden daarmee onderdeel van de gevestigde orde. Linkse socialisten (kort: socialisten), willen het systeem radicaal veranderen en vervangen door een democratische socialistische maatschappij. Hieronder de tekst van Ron's lezing:

Hartelijk dank voor de uitnodiging om ook dit jaar hier weer te komen spreken. Ik kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is om door middel van scholingen en debatten ons te blijven verdiepen in de geschiedenis en de theorie van het socialisme. Daarbij kunnen we aanhaken bij ervaringen en polemieken uit het verleden. Deze kunnen ons helpen bij de taken waar we in het hier en nu voor staan. Ongeacht of we ‘aan de knoppen zitten’ of niet.

Mij is gevraagd om wat te vertellen over de socialistische beweging in Duitsland van rond de voorlaatste eeuwwisseling. Ik zal daarbij ingaan op de vervolging van de sociaaldemocraten, de snelle groei van de beweging, de kansen en de risico’s, de posities van enkele kopstukken zoals Eduard Bernstein, Karl Kautsky, Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht. Bij het noemen van de laatste namen kunnen we er natuurlijk niet omheen om ook de stellingname van de Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD) bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 te noemen. Ook zal ik stilstaan bij de Duitse revolutie van 1918/19. Gezien de beschikbare tijd van ca. een half uur zal ik dat noodzakelijkerwijs beknopt doen. Daarna hebben we nog tijd voor zo’n vijftien minuten discussie.

In Duitsland bestond tot 1890 de zogenaamde Socialistenwet, dit was een poging van het establishment om de groeiende kracht van de arbeidersbeweging te beteugelen. Erg succesvol bleek dat uiteindelijk niet. Bij de verkiezingen van 1898 behaalden de socialisten 27,2% van de stemmen. In 1906 telde de sterk gegroeide SPD 384.327 leden.

De groei van de linkse beweging in dit belangrijke kapitalistische land (naast bijvoorbeeld Engeland en Frankrijk) resulteerde in belangrijke tegenstellingen binnen de partij. Zowel op theoretische vlak, waar ik zo dadelijk op in zal gaan, als op het praktische vlak in de periode van de Eerste Wereldoorlog en de revolutionaire opgang aan het slot van dat imperialistische conflict.

Door het ogenschijnlijk uitblijven van economische crises in Duitsland in deze periode en de sterke uitbreiding van de rechten van de arbeidersbeweging ontstond er onder sommige partij-intellectuelen een behoefte om op theoretisch vlak veranderingen door te voeren. Een belangrijke naam hierbij is die van Eduard Bernstein, die ooit nog secretaris was geweest van Friedrich Engels in Londen. Hij schreef zijn belangrijke werk De voorwaarden tot het socialisme en de taak der sociaal-democratie. Bernstein behandelde dus de economische veranderingen die er volgens hem in het kapitalisme waren opgetreden. Hij stelde eind 19de eeuw vast dat door aanhoudende groei er geen sprake meer zou zijn van crisis. Door de opkomst van trusts, NV’s, de kredietverlening, de rol van communicatiemiddelen en de inperking van de markt zou de crisistheorie van het marxisme (ineenstortingtheorie) niet meer gelden.

Verder groeide de druk in de SPD om het zogeheten minimum- en maximumprogramma te scheiden en vooral prioriteit te geven aan de hervormingen binnen het systeem. Bernstein stelde dan ook dat de beweging alles is en het doel niets. Daarnaast nam het apparaat van de partij geweldig toe en dat gold ook voor de met haar verbonden vakbeweging, coöperaties, etc. De druk nam enorm toe om vooral te opereren als een hervormingspartij. Het socialisme werd zo steeds meer een ethisch probleem in plaats van een politiek vraagstuk.

Maar er brak rond 1900 wel degelijk een economische crisis uit. Rosa Luxemburg was een aanhanger van de zogeheten ineenstortingtheorie. Voor haar hoorde de economische crisis onlosmakelijk bij het kapitalistische systeem. Dat hoefde niet persé een economische crisis te zijn. Ook de Eerste Wereldoorlog was voor haar een voorbeeld van zo’n systeemcrisis.

Berstein en Karl Kautsky (die samen met August Bebel behoorde tot het zogenaamde centrum van de partij) voorzagen een langzame ingroei naar het socialisme. Daarbij moest de bourgeoisie niet geprovoceerd worden. Een visie die we algemeen aantreffen bij de latere sociaaldemocratie (nadat de splitsing met de communisten was opgetreden in de periode volgende op de Russische Revolutie en het slot van de Eerste Wereldoorlog) en die we in de jaren zeventig ook bij de eurocommunistische partijen zagen).

De tot de linkervleugel behorende Luxemburg stelde de keus voor de partij als volgt: Socialisme of Barbarij! Het kapitalisme leidt tot barbarij, maar door bewuste politieke actie kan de arbeidersklasse een andere keuze forceren.

Bernstein verzette zich niet actief tegen het imperialisme. Het imperialisme zou een hogere cultuur kunnen brengen in de koloniën en andere geroofde gebieden. Rosa Luxemburg aan de andere kant maakte een internationale economische analyse van het imperialisme en voorzag daarbij een vergrote kans op oorlog.

Bernstein beschouwde de democratie als doel en middel tegelijk (ook in relatie tot het socialisme). Eigenlijk was hij niet te onderscheiden van de burgerlijke democraten. Marx en Engels daarentegen hadden zich op grond van de ervaringen met de Parijse Commune uitgesproken voor de zogeheten dictatuur van het proletariaat. Luxemburg verweet Bernstein dan ook het verschil tussen liberalisme en socialisme te ontkennen. Zij ging dan ook uit van een totaalkritiek op het kapitalisme. Bij oorlog zou trouwens de burgerlijke democratie al snel verdwijnen. De nadruk moest liggen op zelforganisatie en niet op het je als socialistische beweging afhankelijk maken van parlementaire manoeuvres.

Bernsteins opvattingen mochten dan formeel geen meerderheid krijgen op de partijcongressen, in de praktijk groeide de invloed van zijn visie die door veel partijfunctionarissen werd gedeeld.

Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog vormde een belangrijke illustratie van een systeemcrisis van het imperialisme. Ik ben hier vorig jaar al uitgebreid bij stil blijven staan. Ook al had de positie van Bernstein c.s. geen formele congresmeerderheden verworven in de SPD, het reformisme had toch aan invloed gewonnen. In plaats van zoals op internationale congressen afgesproken de oorlog te voorkomen en deze om te zetten in een socialistische revolutie, bleek het patriottisme tot zelfs onder de sociaaldemocraten wortel te hebben geschoten. Het resulteerde in een crisis in het internationale en ook in het Duitse socialisme. Je moet je bedenken dat de SPD hèt voorbeeld was van een machtige en invloedrijke socialistische beweging. En die kon het nationalisme dus niet weerstaan!

Het duurde enige jaren, voordat onder invloed van oorlogscatastrofe (gesneuvelden en gewonden, honger, etc.) het enthousiasme over de oorlog afnam en ook sommige kleine radicaalsocialistische groepen weer aan de weg begonnen te timmeren. De SPD scheurde en een min of meer radicale minderheid trad in 1917 onder de naam Unabhängige Sozialdemokratische Partei Deutschlands (USPD) uit. Deze radicale socialisten wensten zo snel mogelijk een einde te maken aan de Eerste Wereldoorlog. Karl Kautsky, Eduard Bernstein, maar ook Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg maakten deel uit van die USPD. Deze USPD met 40.000 leden was ook actief tijdens de Duitse Revolutie van 1918/19. Maar meningsverschillen over het karakter van de revolutionaire gebeurtenissen: zo spoedig mogelijk herstel van de burgerlijke democratie of de revolutie doorzetten en een werkelijke democratie van onderaf realiseren gebaseerd op de arbeiders- en soldatenraden.

De embryonale Kommunistische Partei Deutschlands (KPD) (met o.a. de Spartakusbund met 3.000 leden) zette mede geïnspireerd door de Russische bolsjewieken in op de radendemocratie. Zij slaagde daar niet in en Liebknecht en Luxemburg moesten daarvoor betalen met hun leven. De socialistische revolutie mislukte en in zekere zin werd hiermee de basis gelegd voor een onrustig vervolg met alle noodlottige consequenties van het Hitler-fascisme.

Concluderend: Actualiteit van de revolutie. Oproep tot actie! Hervormingen moeten altijd verbonden blijven met het doel van het beëindigen van het kapitalisme. In die zin spreken we van de actualiteit van de revolutie. De wereld zal niet vanzelf beter worden, omdat de heersers ons wat kruimels toewerpen. We moeten actief interveniëren in dit proces, gebaseerd op zelforganisatie (socialistische democratie), emancipatie (afwerpen slavenmentaliteit) en fundamentele levende solidariteit.

U bent hier