h

Zware industrie in Zaandam-Zuid?

13 oktober 2012

Zware industrie in Zaandam-Zuid?

Er komt binnen enige tijd een bestemmingsplan ter bespreking naar de Zaanse raad. Het gaat over de "Bedrijventerreinen Zuid". De SP vreest dat als de plannen er ongewijzigd doorkomen, dat de gemeente dan mogelijk bedrijven kan gaan toelaten, die wij hier als bewoners niet moeten willen. Om de SP-raadsfractie op het debat voor te bereiden en een campagne hiervoor op te zetten met de Zaanse SP-afdeling, heeft Elsa Loosjes zich verdiept in deze materie.

Door Elsa Loosjes

Een deel van het nieuwe industrieterrein Hoogtij wordt bestemd voor bedrijven die vallen onder het zogenaamde Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Dat zijn bedrijven waarbinnen gevaarlijke stoffen aanwezig zijn.

Dat kan een chloortank zijn of een opslag van dieselolie voor het bedrijf zelf, maar het kan ook gaan om een bedrijf dat speciaal met gevaarlijke of giftige stoffen werkt of die fabriceert, zoals een bestrijdingsmiddelenfabriek, een benzineopslag, een bedrijf waar gevaarlijk of giftig afval wordt verwerkt, zoals nucleair afval of dioxinen. Als zo’n bedrijf onder dat BEVI-besluit valt, moet er bekend zijn met welke stoffen precies wordt gewerkt, er moet een evacuatieplan zijn, richtlijnen voor de brandweer, bescherming voor de omgeving, zoals dichte vloeren tegen het doorlekken, betonnen ommanteling, of systemen voor het opvangen van dampen. Hoe gevaarlijker, hoe meer maatregelen er genomen moeten worden.

Je zou zeggen: nou, dan kan er niets gebeuren. Maar dat is natuurlijk niet helemaal zo. We kennen de recente geschiedenis, denk maar aan de gebeurtenissen bij Chemie-Pack, en dichterbij: de brand bij Diergaarde in het Westelijk Havengebied vorig jaar, aan het instorten van het dak van een benzinetank bij Oil Tanking onlangs in augustus, en iets langer geleden, de ontploffing van Eurofill en de brand bij Marbon, waarbij ook mensen zijn omgekomen.

Vaak is de oorzaak een inschattingsfout, het niet nakomen van de voorschriften of veroudering van materiaal. Vaak loopt het goed af, de brandweer is op tijd en noodsystemen gaan werken, soms ook niet.

Omdat je in onze moderne maatschappij nu eenmaal dergelijke bedrijven nodig hebt, moet je zorgen dat die bedrijven zoveel mogelijk buiten bewoond gebied liggen. In ieder geval moet er bij de allergevaarlijkste bedrijven een zogenaamde ‘richtafstand tot bewoning’ van 1500 meter in acht worden genomen. Bij een ernstige calamiteit kan er natuurlijk sprake zijn van een grotere invloed op de omgeving, maar daarvoor moeten dan protocollen worden opgesteld, waarschuwingssystemen, zoals: “sluit deuren en ramen en zet de TV aan.” Hoe zelfredzamer de burgers zijn, hoe minder gevaar er is, zegt men dan, al of niet terecht.

Hoe gevaarlijk een bedrijf is dat men ergens een vergunning wil verlenen, staat in de regels van het bestemmingsplan van het gebied. Dat wordt gewoon met cijfers aangegeven, van licht naar zwaar: categorie 1 t/m 6. 1 is bijvoorbeeld een uitgeverij of kantoor, 2 is een kledingfabriek, 3 is een dagbladdrukkerij, een smederij kan al gauw 4 zijn, 5 is een metaalschredder bijvoorbeeld, en koolelektrodenfabrieken, een kerncentrale of verwerking van radioactief afval zijn categorie 6.

Er zijn door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) richtlijnen met voorbeelden aangegeven, waaruit de gemeenten bij het opstellen van een bestemmingsplan kunnen kiezen, zodat de bevolking kan nalezen welke bedrijven in welke categorie op welke plek in het plan zouden kunnen komen te staan en de gemeenteraad die het bestemmingsplan moet goedkeuren is dan meteen op de hoogte. Je hebt ook nog ‘klassenaanduidelingen’ met nummers voor brand- en ontploffingskansen, maar die staan niet in een bestemmingsplan.

Wat is nu het probleem? Het industrieterrein Hoogtij wordt wel een ‘duurzaam bedrijventerrein’ genoemd, maar dat slaat alleen op het (mogelijk) gebruik van groene energie.

Het college van burgemeester en wethouders (B&W) wil hier bedrijven toestaan met een hogere categorie dan eigenlijk goed of, zoals dat in het jargon heet, inpasbaar is. Dus waar maximaal categorie 5 toegelaten kon worden, kan nu maximaal categorie 6 toelaten worden. Nu is een kerncentrale niet bij Zaanstad gepland, maar bij Borssele, op de Tweede Maasvlakte en in de Eemshaven, maar verwerking van radio-actief afval of een kern- en splijtstoffenfabriek – dat behoort wel tot de mogelijkheden. En in de lijst van mogelijke bedrijven staan ze alle genoemd.

Waarom doen B&W dat? Wel, ze hebben ooit het advies gehad om zwaardere bedrijven toe te laten op Hoogtij, om het bedrijventerrein te vullen. Hoe doen B&W dat? Ze moeten zich toch aan de wet houden? Ja, dat doen ze ook, want het kan binnen de nieuwe wet Ruimtelijk Ordening. Die is namelijk ‘flexibel’ en heeft minder ‘klemmende regels’ dan de oude wet. De categorieën van de VNG worden gezien als zulke klemmende regels.

Als de raad het goed vindt, en een binnenplanse ontheffing (van de regels) goedkeurt, en dat hebben ze in principe al gedaan in juli vorig jaar, maken B&W afspraken met zo’n bedrijf. Ze spreken dan af dat het bedrijf zich “naar aard en invloed op de omgeving” zal gedragen als een of meer categorieën lager. Dus een kern- en splijtstoffenfabriek gaat zich dan gedragen als een grote smederij bijvoorbeeld. Hoe dat kan, lijkt moeilijk uit te leggen.

Wat ook mag is in het bestemmingsplan alvast een ‘wijzigingsbevoegdheid’ op te nemen. B&W mogen dan zelfstandig categorieën wijzigen. De raad komt er niet meer aan te pas. De vergunningverlener bepaalt alles. B&W zijn in Zaanstad zelf vergunningverlener of het is de nieuwe Rijksuitvoeringsdienst(RUD), die in het oude kantoor van Railpoint Office komt te zitten.

Wel moet er een rapport worden toegevoegd van een ‘onafhankelijk instituut’ over die ‘aard en invloed’ van het bedrijf dat er zal komen, maar er is dus geen inspraakprocedure en geen raadsbesluit meer. Het hoeft geen vestzak-broekzak te worden, maar het kan dus wel.

Hoe ontkom je hieraan? Door de democratie haar werk te laten doen en niet vooraf toestemming te geven aan B&W om vergunningen te verlenen aan bedrijven die je niet in de buurt wil hebben.

Keur geen ‘binnenplanse ontheffingen’ goed en laat de ‘wijzigingsbevoegdheid’ schrappen uit de plannen. Dan moet voor elk nieuw bedrijf een aparte procedure worden gevoerd. Daarbij hoort een inspraakronde en een raadsbesluit. En als het een bedrijf is met een oppervlak groter dan 75 m2 moet er ook een milieueffectrapportage komen, zodat we precies weten wat het milieueffect, dus die ‘aard en invloed op de omgeving’ eigenlijk is.

Natuurlijk heb je dan die lastige regelgeving waar de VVD zo tegen is. Maar die regels zijn er nu juist niet voor niets. Wil de bevolking beschermd zijn tegen de willekeur van bestuurders, die banger zijn voor verliesposten dan voor de gezondheid van hun onderdanen, dan heb je regels nodig.

U bent hier