h

De geschiedenis van het socialisme en haar betekenis vandaag

5 november 2016

De geschiedenis van het socialisme en haar betekenis vandaag

Propagandisten hebben met de uitbreiding van het kapitalisme over de hele wereld het einde van de geschiedenis aangekondigd. Ze prijzen de huidige economie en maatschappij als de best mogelijke, zonder alternatief. De vrije markt is hun garantie voor vrijheid en democratie over de hele wereld. De term kapitalisme wordt vervangen door “vrijemarkteconomie”. Die term is beter geschikt om de werkelijkheid te verbloemen.

Opinie van Willem de Vroomen, de opvatting van een SP'er van het eerste uur uit Alkmaar

Het alternatief van het socialisme wordt ouderwets genoemd. Klassenstrijd wordt gezien als een achterhaald verschijnsel. Marxisme wordt niet meer toegepast als maatschappijtheorie, als hulpmiddel voor maatschappelijke en economische analyse. En afgewezen als basis voor politieke organisatie en actie.
Toch is voor wie de propaganda doorziet de werkelijkheid heel anders. Het ongeremde kapitalisme breidt zich in hoog tempo over de hele wereld uit. Maar ook het verzet tegen die ontwikkeling groeit. In Europa en in Amerika, maar zeker ook in China, India, Zuid-Amerika. Overal in de wereld zoeken en verlangen mensen naar een realistisch en haalbaar alternatief. Dat zicht biedt op een betere toekomst. En optimisme en strijdbaarheid stimuleert.

Het socialisme kan dat alternatief zijn waarvoor mensen in beweging willen en kunnen komen:

Een socialistisch systeem, een socialistisch geordende economie, met meer vooruitgang en bestaanszekerheid dan het kapitalisme. Met een socialistische organisatie van het maatschappelijk leven waarin in ieder geval de belangrijke productiemiddelen ten behoeve van het algemeen belang worden aangewend.

Productie

Een belangrijk kenmerk van iedere maatschappij is dat er productie plaats vindt. Dat er gewerkt wordt waardoor mensen in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Het is duidelijk dat in de organisatie van die productie niet alle mensen dezelfde positie hebben. Heel algemeen gezegd onderscheiden we ook in het moderne kapitalisme twee belangrijke groepen mensen. De ene groep bezit het vermogen arbeidskracht te verkopen. In moderne termen zijn dat de werknemers. De andere groep heeft de productiemiddelen in bezit en kan arbeidskracht kopen, de werkgevers. In de socialistische maatschappijtheorie worden deze groepen van mensen klassen genoemd. De tegenstelling tussen de klassen is een belangrijke motor voor de ontwikkeling van de maatschappij.

De kapitalistische economie

Wanneer ondernemers zich zorgen maken over “onze” economie, zeggen ze vaak dat de productiviteit te laag is. Ze bedoelen daarmee dat het verschil tussen kosten en opbrengsten van werknemers te klein is. Met negatieve gevolgen voor de winsten. De loonkosten moeten dus omlaag. Lonen en salarissen verlagen of in ieder geval niet laten stijgen. Arbeidstijd verlengen, werknemers langer laten werken, het aantal vakantiedagen verminderen, pensioenleeftijd verhogen, sociale voorzieningen verminderen. En investeren in arbeidsbesparende machines. Door al deze maatregelen kan er meer en goedkoper geproduceerd worden dan door de concurrentie.

Toen Karl Marx ruim 150 jaar geleden over de toenmalige kapitalistische economie analyseerde, beschreef hij ook de hier genoemde processen. Hij gebruikte andere termen. Sprak niet over werknemers, maar over arbeidersklasse. Niet over werkgevers, maar over kapitalistenklasse of bourgeoisie. Het verschil tussen dat wat een arbeider nodig heeft om met zijn gezin van te leven en het door hem geproduceerde, noemde Marx “meerwaarde”. Die meerwaarde ontdekte hij als de bron van de winst. Toename van de productiviteit noemde hij groei van de meerwaarde. De strijd om lonen en werktijden tussen arbeiders en kapitalisten noemde Marx “klassenstrijd”. Die strijd dwingt ondernemers hun productie steeds te moderniseren om loonkosten te besparen. Maar door de besparingen op arbeid daalt de winst.

Omdat arbeid de bron is van meerwaarde en winst, zorgen arbeidsbesparende machines voor een daling van de winst. Machines zelf leveren immers geen meerwaarde. Ze maken de arbeid productiever. Dat zorgt in eerste instantie wel voor hogere productie, vooruitgang en welvaart. In de aanvang ontwikkelt een kapitalistisch economisch systeem zich razendsnel, met groeicijfers van wel tien procent of meer per jaar. Tot de problemen zich aandienen van minder winsten, overproductie en minder consumptie. En er voor de in de bloeiperiode opgehoopte kapitalen te weinig investeringskansen zijn. De door technologische vooruitgang overbodig geworden werknemers ontvangen geen loon of salaris meer en kunnen de grotere hoeveelheid goederen niet meer kopen.

Er wordt meer geproduceerd, maar minder geconsumeerd. Overproductie, onderconsumptie, dalende winsten, kapitaaloverschot, stagnerende economische groei.

Marx, toen en nu

Ook met de hier uiteraard vereenvoudigde samenvatting kan geconcludeerd worden dat de marxistische analyse van de kapitalistische economie ondanks alle veranderingen nog steeds nuttig en bruikbaar is. Dat was ruim 150 jaar geleden ook de kracht van het werk van Marx: een analyse van de toenmalige economie en de daaraan gekoppelde maatschappelijke verhoudingen. Over de uitweg uit de kapitalistische tegenstrijdigheden, socialisme, heeft hij wel iets geschreven, maar alleen in zeer algemene termen. Ook over het socialisme als uitweg uit de huidige crisis kan alleen in algemene termen geschreven en gesproken worden.

Zonder met een blauwdruk voor een socialistische maatschappij te komen. En zonder spitsvondige discussies over de precieze inrichting van die maatschappij. Het gaat er veel meer om te doorgronden waardoor de kapitalistische ordening van de maatschappij, met het individueel eigenbelang als leidend principe in de economie en met de daarmee samenhangende ondernemingsgewijze productie, de markt, de concurrentie en de winst, door de ontwikkeling achterhaald is. En plaats moet maken voor een nieuwe maatschappelijke ordening. Met een rationele planning van de economische productie en consumptie in plaats van de chaotische gang van zaken in de markteconomie. Met de nadruk op gemeenschapszin en solidariteit in plaats van op individueel eigenbelang. Met een visie op de samenleving die mensen maatschappelijk inspireert en actief maakt. En vertrouwen geeft in de toekomst.

Geschiedenis

De economische crisis in het midden van de jaren 1870 vernietigde het tot dan heersende ideaal van het liberale kapitalisme. Productie door concurrerende ondernemingen voor de vrije markt zou vooruitgang brengen voor iedereen. Het leek de bekroning van de in de revoluties van 1789 en 1848 op het feodalisme bevochten vrijheid van de bourgeoisie. Inderdaad had vooral de periode vanaf 1848 een geweldige vooruitgang gebracht op het gebied van economie en wetenschap. Een tijdperk van ononderbroken vooruitgang leek aangebroken. De crisis rond 1875 maakte hieraan resoluut een einde. En luidde tevens het einde in van de Britse hegemonie over de wereld. Ondanks de groei en de bloei van het ‘British Empire’ in de jaren daarna. De macht van Frankrijk in de jaren van Napoleon had die hegemonie niet echt kunnen bedreigen. Maar vanaf 1875 tot 1914 moest Groot-Brittannië al Duitsland naast zich dulden. En de werkelijke hegemonie over de wereld werd na 1918 overgenomen door de Verenigde Staten. Die Amerikaanse hegemonie was op het hoogtepunt in 1945 en begon vanaf 1975 tekenen van verval te vertonen.

De neoliberale globalisering was een poging het tij te keren. Onder Reagan en Thatcher werd geprobeerd terug te keren naar het kapitalistische ideaal uit de negentiende eeuw: meer markt, meer concurrentie, vrijheid voor de ondernemers, minder overheid. En zoals de crisis rond 1875 het einde van de Britse wereldmacht inluidde betekent de huidige crisis dat de Amerikaanse politieke en economische hegemonie over de wereld ten einde loopt. Na de crisis rond 1875 beleefde de wereld weer een langzame economische opbloei. Op basis van kolonialisme en imperialisme, in de zoektocht over de wereld naar grondstoffen, arbeidskrachten en afzetmarkten.

De eerste vorm van globalisering van de economie. De internationale spanningen die hieruit voortvloeiden leidden tot de eerste wereldoorlog. Daarna een nieuw hoogtepunt van economische bloei in de jaren direct na de eerste wereldoorlog. Op gang gebracht door de Amerikaanse oorlogseconomie. Die opbloei kwam abrupt tot een einde in de grote crisis vanaf 1929. Die crisis vond haar oorsprong in de toenmalige sterkste economie, de Amerikaanse. Pas in 1945, na de tweede wereldoorlog, eindigt de crisis. En gaat over in een bloeiperiode met als hoogtepunt de jaren 1967 tot 1973.

Eind jaren 70, begin jaren 80 zet langzaam de neergang in en die neergaande fase duurt nog steeds. Slechts nu en dan onderbroken door opbloei en ondergang van speculatieve luchtbellen. Dat die neergang langzaam gaat en pas nu het stadium van crisis en bereikt is te verklaren door de inspanningen van de centrale banken van Europa, Amerika en Japan, van het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank. Door zware ingrepen in de markt hebben zij de wereldeconomie overeind gehouden: ten tijde van de beurscrisis in 1987, de kredietcrisis in 1989, de crises in Zuidoost-Azië, Brazilië en Rusland in de jaren negentig, om de meest opvallende te noemen. Een andere rem op de neergang was de mogelijkheid winstgevende productieve industriële activiteiten te verplaatsen van Europa, Japan en de Verenigde Staten naar China, India en Brazilië. In het verleden slaagde de wereldeconomie er telkens in perioden van crisis te overwinnen. Dankzij de oorlogseconomie in en de wederopbouw na de verwoestende wereldoorlogen, met miljoenen slachtoffers.

Het is echter de vraag of het kapitalisme ook deze keer weer in staat zal zijn de weg omhoog terug te vinden. De dalende winstmarges, de steeds terugkerende problemen van overproductie, onderconsumptie en kapitaaloverschot zullen mogelijk met veel moeite onder controle gebracht kunnen worden, maar zeker niet op de korte termijn van één of twee jaar. En intussen zullen werkende mensen de zwaarste klappen moeten opvangen.

Werkende klassen

In de huidige tijd zijn de maatschappelijke tegenstellingen, oppervlakkig gezien, onduidelijk en verwarrend. Juist de belangrijkste tegenstelling (bezitters van productiemiddelen tegenover degenen die hun arbeidskracht moeten verkopen) raakt buiten beeld. Rijk en arm, man en vrouw, hoog en laag opgeleid, oud en jong, allochtoon en autochtoon, hogere en lagere klasse, middenklasse (zelfs hogere en lagere middenklasse!), onderklasse. Al deze tegenstellingen zijn natuurlijk maatschappelijk van belang. Maar juist de nadruk hierop verhindert een helder zicht op de belangrijkste maatschappelijke tegenstelling: de eigenaren van de productiemiddelen tegenover de werkende klassen.

Productiemiddelen zijn niet alleen fabrieken en gebouwen met machines en grondstoffen, maar ook de middelen van banken, verzekeringen, ziekenhuizen, onderwijsorganisaties en winkelbedrijven.

Werkende klassen: alle werkende mensen die voor hun levensonderhoud aangewezen zijn op hun arbeidskracht, of dat nu hoofd- of handarbeid is. Niet alleen werknemers in fabrieken, maar ook in bouw, schoonmaak, transport en openbaar vervoer. Daarnaast administratieve medewerkers in bedrijven en instellingen, bij banken, verzekeringen en de overheid. En mensen die werken in onderwijs, zorg of winkelbedrijf. Heersende klassen: grootaandeelhouders en eigenaren van grote, vaak internationaal georganiseerde ondernemingen, met de in hun dienst werkende directies, besturen en managers.

Ook in de theorie van Marx is er geen sprake van een simpele tweedeling tussen arbeiders en kapitalisten. De ‘motor’ van de klassenstrijd was in de tijd van Marx ook ingewikkeld. Maar de strijd tussen de twee belangrijkste klassen was toen en is ook nu van grote betekenis. Juist door de grote aandacht voor secundaire afgeleide tegenstellingen is het besef van die hoofdtegenstelling erg zwak.

De werkende klassen vormen één pool van die tegenstelling. Maar het bewustzijn daarvan, het klassenbewustzijn, is ver buiten beeld geraakt. Voor het realiseren van het socialisme als oplossing voor de economische en maatschappelijke crisis is aandacht voor en bevorderen van klassenbewustzijn van het grootste belang. Natuurlijk zijn andere maatschappelijke tegenstellingen niet zonder betekenis en kunnen aanleiding zijn voor actie en georganiseerde strijd. Maar voor socialisten die zich op Marx willen beroepen, moet de tegenstelling tussen heersende en werkende klassen primair zijn. Alle overige tegenstellingen moeten in dat verband beoordeeld worden.

Praktijk

Politieke organisatie is onmisbaar: werkende mensen die het socialisme nodig en mogelijk achten organiseren zich. Nu is dat makkelijker gezegd dan gedaan. Het is soms moeilijk te ontdekken wat mensen willen. En meestal nog moeilijker om ze te organiseren. Ook werkende mensen hebben vaak oppervlakkige, slordige en onsamenhangende opvattingen. En ook op concreet dagelijks niveau niet altijd dezelfde belangen. Het is de taak van socialisten die opvattingen te bundelen, te systematiseren (de belangrijkste punten eruit halen en op een rij zetten). En op een hoger politiek niveau te brengen.

Eventueel in activiteit om te zetten en de mensen te organiseren op gemeenschappelijke belangen. Hoe dat allemaal precies te doen zijn geen algemene regels voor te geven. De uitwerking vindt plaats in de praktijk van alledag. Maar zeker is dat het werk van socialisten steeds moet aansluiten bij de belangen en verlangens van grote groepen van de werkende bevolking. En gericht moet zijn op organisatie van al die mensen. Om die gedachten, belangen en verlangens te leren kennen en de mogelijkheden van organisatie te realiseren is het nodig naar de mensen toe te gaan. En hun vertrouwen te winnen.

Dat “naar de mensen toe gaan” moet zo letterlijk mogelijk genomen worden. Aanbellen aan huisdeuren, mensen ontmoeten bij ingangen van bedrijf, kantoor, ziekenhuis, school of universiteit, gesprekken voeren in winkelstraten of op markten. In een socialistische werkwijze gaat het om het bij elkaar brengen van opvattingen van werkende mensen en de socialistische visie. In de confrontatie van de socialistische visie met de opvattingen van die mensen komen door goed en zorgvuldig werken beide op een hoger plan. Dan nemen de kansen op organisatie toe. En zal het vertrouwen in de organisatie groeien.

Acties voor concrete zaken zijn onmisbaar om het vertrouwen te winnen. Maar tegelijk is een socialistische organisatie méér dan een actiegroep of een actiepartij. Een gevaar in de hier genoemde werkwijze is dat socialisten in de verleiding komen het directe contact met werkende mensen te vervangen door contacten met bestaande organisaties: wijkraad, buurtcomité, huurdersraden of actiegroepen. Het is verkeerd deze organisaties altijd zonder onderscheid te negeren of te bestrijden. Zij doen soms goed en nuttig werk en genieten daardoor het vertrouwen van de bevolking. Maar vaak worden ze gemanipuleerd en tot verlengstuk gemaakt van de belangen van de gemeente, de woningcorporatie, de vakbondstop of de bedrijfsleiding.

Zorgvuldig werk en direct onderzoek onder de mensen moeten helpen om de juiste houding tegenover die bestaande organisaties te bepalen. Iedere keer weer opnieuw. Het is niet fout om daar waar het mogelijk is met bestaande organisaties samen te werken. Maar de nadruk moet liggen op het organiseren van de mensen zelf. Juist van die mensen die niet op enige wijze betrokken zijn bij die organisaties.

Socialisten en verkiezingen

Socialisten zien in volksvertegenwoordiging de meest democratische bestuursvorm. Gebaseerd op het principe van één stem per persoon. Ook in een socialistische maatschappij zal volksvertegenwoordiging als bestuursvorm moeten blijven bestaan. Maar die zal zich dan over alle aspecten van het maatschappelijk leven uitstrekken. Niet in de laatste plaats de economie. Want in het huidige systeem onttrekt juist de economie zich aan democratisch bestuur en democratische controle. Macht is in het kapitalisme vooral economische macht. En die macht onttrekt zich aan bestuur en controle door de democratisch gekozen vertegenwoordiging.

Socialisme kan dus niet alleen via de tegenwoordige vorm van parlementaire democratie bereikt worden. Maar tegelijk zijn parlementaire verkiezingen en parlementair werk niet onbelangrijk. Socialisten kunnen door vertegenwoordigers in het parlement hun visie naar voren brengen. Daarbij is het aantal socialistische vertegenwoordigers niet van het allergrootste belang. Maar hoe belangrijk parlement en verkiezing ook zijn, het is voor socialisten gevaarlijk zich alleen daarop te richten. De aandacht van media gaat vooral uit naar rellen en personen en minder naar inhoud. En socialistische opvattingen krijgen weinig kans via de media gehoord te worden. De aanwezigheid in het parlement is voor socialisten belangrijk.

Maar het is een beperkt belang, want het werk in de volksvertegenwoordiging is geen doel. Maar een middel voor versterking van het streven naar socialisme. En de grootste misvatting is dat mee besturen in een regering het socialisme dichterbij kan brengen. De geschiedenis van de sociaaldemocratie is een eindeloze illustratie van deze misvatting. En in de huidige tijd zien we de (te verwachten) mislukkingen van linkse, socialistische bewegingen in (pogingen tot) regeringsdeelname: Sanders in Amerika, Corbyn in Groot-Brittannië, Die Linke in Duitsland, Syriza in Griekenland, Podemos in Spanje. En eenvoudig uit te breiden naar Italië, België, Portugal, Frankrijk en Nederland.

Socialisten en de vakbond

Sommige socialisten verwachten dat de vakbond naast (defensieve) loon- en sociale strijd ook (offensieve) strijd organiseert voor de verandering van de maatschappij in socialistische richting. Het is maar zeer de vraag of die verwachting realistisch en verstandig is. Natuurlijk is het werk van de vakbond meer dan loonstrijd. Het gaat ook om al die zaken die de heersende klassen juist willen afbreken: ontslagbescherming en baanzekerheid, ww-uitkering, ww-duur, AOW-leeftijd. Dat is behalve sociale strijd ook politieke strijd. Defensieve strijd om de belangen van de arbeiders te beschermen.

Offensieve strijd voor socialisme is de taak van de socialistische organisatie. Die steunt de vakbond en vertaalt de eisen van de vakbond naar de politiek.
Hoe dat concreet gestalte krijgt is niet te voorspellen. Dat zal in de alledaagse werkelijkheid gestalte moeten krijgen.

Maar duidelijk moet zijn: Vakbond en partij werken samen, steunen elkaar, maar vallen niet samen. In de geschiedenis zijn voorbeelden te vinden van mislukkingen wanneer het vakbondswerk en het partijwerk met elkaar samenvallen. Denk aan het verbond van vakbond en PvdA in de tijd van het akkoord van Wassenaar. Denk ook aan de relatie tussen CPN en EVC. Het werk van strijdbare vakbondsleden moet er juist op gericht zijn de bond te bevrijden van de heilloze band met de politiek. En de bond weer te laten doen waarvoor die bestemd is: defensieve strijd voor de belangen van de werkende mensen. Socialisten in de vakbond lopen voorop in acties en steunen de eisen van de leden. Maar het is zinloos namens de vakbond plaats te nemen in een ondernemingsraad. En even zinloos is het te streven naar een plek in een ledenraad of –parlement of elders in de vakbonds-bureaucratie.

Conclusie

  • Marx en het marxisme bieden nog steeds een bruikbaar instrument om de tegenwoordige kapitalistische maatschappij te analyseren.
  • De kapitalistische organisatie van de maatschappij, met het individueel eigenbelang als leidend principe in de economie en met de daarmee samenhangende ondernemingsgewijze productie, de markt, de concurrentie en de winst, is door de ontwikkeling achterhaald.
  • De hoofdtegenstelling in de huidige kapitalistische maatschappij is die tussen de heersende en de werkende klassen.
  • Het is mogelijk en noodzakelijk dat werkende mensen zich op basis van de socialistische ideologie en maatschappijvisie organiseren in de strijd voor een menswaardige socialistische maatschappij.
  • Zonder organisatie van de werkende mensen is het streven naar socialisme gedoemd te mislukken.
  • De taak van socialisten is werkende mensen te organiseren en het klassenbewustzijn te bevorderen.
  • Het zich richten door socialisten op werken binnen bestaande linkse partijen is een doodlopende weg.
  • Het werken in parlementen (landelijk en lokaal) en voor verkiezingen daarvoor is een beperkt middel in het streven naar socialisme en geen doel. Het behalen van zo veel mogelijk stemmen en zetels is niet de voornaamste doelstelling.
  • Socialisten dienen zich in woord en geschrift te onthouden van grote woorden als revolutie, voorhoede van de arbeidersklasse, revolutionaire partij, revolutionaire strijd, fascisme, racisme, vreemdelingenhaat, seksisme en dergelijke.
  • Acties tegen discriminatie op grond van herkomst en geslacht moeten doordacht en in relatie met kapitalisme gevoerd worden, juist om te voorkomen dat tegenstellingen tussen werkende mensen worden aangewakkerd.
  • Actieve socialisten zijn momenteel gering in aantal. Het is van belang dat zij de onderlinge verschillen bespreken en oplossen. En zich verenigen in een sterke socialistische beweging.
  • Het publiceren van kranten en nieuwsbrieven op papier en/of internet is een kostbare en arbeidsintensieve activiteit met gering resultaat.
  • De vakbond is een organisatie voor de verdediging van de belangen van werkende mensen. De vermenging van dit werk met politieke strijd voor het socialisme is schadelijk.
  • Socialisten moeten actief zijn in contacten met werkende mensen. Aanbellen aan huisdeuren, mensen ontmoeten bij ingangen van bedrijf, kantoor, ziekenhuis, school of universiteit, gesprekken voeren in winkelstraten of op markten.

U bent hier