Vooruitzichten voor verzet
Vooruitzichten voor verzet
Het verloop van de algemene politieke beschouwingen en het overleg over de bezuinigingen afgelopen week toont de toenemende vervreemding aan van de arbeiders, van de bevolking, van de burgerlijke politieke partijen en het kapitalistische politieke systeem. De afgelopen 30 jaar is het inkomen van de armste groepen in Nederland met 30% gedaald, de groep daar net boven kreeg (over dertig jaar!) in totaal 6% meer inkomen. De rijkste groepen kregen 23% meer. De inkomens zijn sinds 1997 met 5,7% gedaald, een enorme verslechtering van de levensstandaard.
Gastcolumn door Pieter Brans
De afgelopen kabinetten hebben de veiligheidsnetten allang weggehaald. Nu al leven veel mensen in armoede, ongeveer 1,2 miljoen Nederlanders, onder hen 377.000 kinderen. Met deze cijfers in het achterhoofd en met de wetenschap dat de komende bezuinigingen het steeds groeiende aantal armen zwaar zullen treffen, begint de politiek in 2013 doodleuk aan een nieuwe ronde van verarming.
Het financieringstekort, in feite de afdracht van de overheid aan de banken, is alles. De werkende en werkloze bevolking telt niet mee. Aan de werkloosheid gebeurt niets, al loopt die op naar 925.000 in 2018 om dan met 20.000 per jaar te gaan dalen. In combinatie met de (deels) werkloze ZZP’ers is er dan sprake van meer dan een miljoen werklozen. De enige reactie van het kabinet is om de WW op den duur te bekorten om de kosten van de werkloosheid wat te verlagen.
Met armoede en werkloosheid op een hoogtepunt is het geen wonder dat de populariteit van de regeringspartijen VVD en PvdA in de peilingen tot een dieptepunt is gedaald. De VVD verliest meer dan de helft van zijn zetels (is 41 wordt 18!) en de PvdA ongeveer driekwart van zijn zetels (is 38, daalt naar 10!). Dat betekent dat in de peilingen PvdA en VVD samen nog maar tot 28 van de 150 zetels komen. De strategie van deze partijen is duidelijk: zij hopen dat op een bepaald moment de economische recessie toch wat minder wordt en dat hun populariteit dan weer gaat stijgen. Hoe reëel is dat?
Ruwweg zijn er drie mogelijkheden. De meest pessimistische verwachting is een nieuwe crisis in de economie door een terugslag in een groot aantal landen of een nieuwe ineenstorting van het bankwezen. Dat kan gemakkelijk gebeuren: de financiële dekking van de banken is nog steeds heel zwak en de verkoop van allerlei financiële fantasieproducten is weer sterk toegenomen. Een nieuwe redding van de financiële wereld zou economisch en politiek een ramp betekenen voor de regering. Dan zouden er nog vele miljarden extra moeten worden bezuinigd. De schade is dan vele malen groter dan een paar procentpunten van het BNP, dan zou de situatie heel sterk kunnen gaan lijken op die van de jaren dertig. De financiële shutdown van de Amerikaanse regering, de politieke instabiliteit rond Italië en het dreigende faillissement van Argentinië brengen dit scenario dichterbij. Ook in de “opkomende landen” zoals China vertraagt de groei. Een sterke economische teruggang is niet uit te sluiten.
Een tweede mogelijkheid is een beperkte economische opleving. Ongetwijfeld voor het kabinet het meest gunstige scenario, maar het is nog maar de vraag of dat heel gunstig zou zijn. Als de economie weer wat beter zou gaan draaien, zouden mensen een deel van die verbetering in hun portemonnee willen hebben, na alle ellende rond de bezuinigingen. Ze zouden kansen zoeken om iets terug te halen van al het geld dat ze de afgelopen jaren is afgenomen. Een “Njet” van het kabinet en de werkgevers zou dan aanleiding kunnen geven tot fors verzet.
Een derde mogelijkheid is dat de kapitalistische economie blijft voortsukkelen de komende jaren. In de komende tijd zouden mensen zich steeds meer gaan ergeren aan het gebrek aan perspectief. Jongeren die al jaren proberen aan de bak te komen, ouderen die al jaren op een houtje moeten bijten, ZZP’ers die hun positie zien verslechteren door minder inkomsten en minder belastingen, het verdere verval van zorg en onderwijs zouden een enorme hoeveelheid woede en ontevredenheid kunnen opleveren. Als de economie tegen 2016 nog steeds nauwelijks verbetering vertoont, zouden VVD en PvdA in de verkiezingen politiek worden afgemaakt.
Op dit moment ligt het protest in Nederland op een laag niveau. Daar zijn oorzaken voor: de neiging van de vakbeweging om te polderen en problemen via een akkoord op te lossen. De houding van de SP tot nu toe, die sterk neigt naar “De VVD eruit en wij erin”. Niet erg realistisch overigens, met een PvdA die terugzakt naar 10 zetels en bovendien verantwoordelijk is voor het uitkleden van de zorg, de AWBZ, de bijstand, de voorzieningen voor werklozen enz. Zelfs voor de JSF lijkt Samsom zich nog meer in te spannen dan de VVD minister van Defensie. Het is dan ook geen wonder dat de PVV helaas de grootste oppositiepartij is. Gevaarlijk is bovendien dat achter de PVV een aantal extreemrechtse organisaties wat vastere grond onder de voeten proberen te krijgen.
Minstens net zo riskant is het idee dat bij demonstraties vaak vanaf het podium klinkt: als mensen nu maar laten zien hoe boos en gefrustreerd ze zijn, slaat het kabinet wel een andere koers in. Kwaad zijn over het feit dat je belazerd wordt, is een goede start, maar het is te gemakkelijk het daarbij te laten. Demonstreren en actievoeren als een vorm van emotionele expressie heeft geen zin. Dan komt het kabinet er gewoon mee weg door wat emotiemanagement, een dosis geveinsd begrip: “wij vinden het allemaal ook heel erg, maar we moeten wel”. Dan krijgt Wilders steeds weer de kans de woede en de frustraties richting buitenlanders of richting EU af te leiden. Dat geeft dan tenminste de illusie dat je er “iets aan gebeurt”. Net zoals bij de pensioenen het pakken van de ouderen de jongeren de illusie schept dat zij nog wel iets krijgen (over veertig jaar krijgen ze dezelfde brieven als ouderen nu natuurlijk, beleggingen beetje tegengevallen, hoge kosten, slecht weer enz) . Zo worden de problemen niet opgelost. Hoe geven we focus aan deze woede?
Met meer dan één miljoen leden blijft de vakbeweging potentieel de sterkste macht in de samenleving. Als de vakbeweging duidelijker was opgetreden tegen het kabinet, bijvoorbeeld door een 24-uursstaking uit te roepen, had ze miljoenen ongeorganiseerden achter zich kunnen krijgen. De politieke en economische vooruitzichten zou in één klap veranderen. De val van de regering zou in zicht komen.
Het aantal stakingsdagen is op dit moment laag, nauwelijks uit te leggen als je de desastreuze situatie voor de arbeiders in aanmerking neemt. Hoogte punten in het aantal stakingsdagen waren 1995, met de grote staking in de bouw, 2002 (ook in de bouw trouwens) en 2012 met de geweldige staking in de schoonmaak. Rechtse vakbondsleiders hebben het lot van de FNV vastgeknoopt aan dat van de PvdA. Dat is ook de reden dat de PvdA en VVD het “sociaal akkoord” niet graag loslaten. Zoals “De Volkskrant” openlijk bekende: “De FNV is te belangrijk om aan de SP over te laten”. Ongetwijfeld is de huidige leiding van mening dat de stemming niet rijp is voor een algemene staking. Niets is minder waar. Opiniepeilingen laten zien dat dit kabinet minder populair is dan ooit.
Honderdduizenden arbeiders zijn echter ook teleurgesteld over het gebrek aan leiding van de vakbonden. Zonder effectief protest van de vakbeweging ging de pensioenleeftijd naar 67, ontstond er een gaat voor mensen met de VUT, liep de werkloosheid op naar boven de 700.000. Het actievoeren werd overgelaten aan de medewerkers uit de thuiszorg die “uit voorzorg” massaal ontslagen werden. Helaas werden hun strijd niet tot inzet gemaakt van een bredere strijd tegen het kabinet en de bezuinigingen. Door het gebrek aan perspectief liepen de aantallen demonstranten terug.
De blokkade aan de top van de vakbeweging, deels veroorzaakt door trouw aan de PvdA (en dus aan het kabinet), heeft echter niet het eeuwige leven. Het is een teken aan de wand dat de leiding zich genoodzaakt heeft gezien om op 30 november een grote protestdemonstratie uit te roepen. Om deze echt tot een succes te maken en om een basis te hebben om de strijd voort te zetten, moet de vakbeweging het initiatief nemen om lokaal anti-bezuinigingscomités op de te zetten. In een aantal steden zijn al comités tegen de armoede en de bezuinigingen, zoals in Zaanstad. 30 november moet de aanzet worden tot een bredere stakingsbeweging en een algemene staking van 24-uur tegen dit kabinet. Zonder strijd en mobilisatie geen oplossingen! Wij zullen het zelf moeten doen. Na de algemene beschouwingen is duidelijk dat de politiek hoe dan ook doorgaat met de bezuinigingen. Alleen door acties te organiseren kunnen we een bres schieten in de muren die ze hebben opgetrokken.
De gedachte dat dit kabinet moet verdwijnen, ligt bij heel veel mensen al voor de hand. Dat betekent dat wij moeten nadenken over een alternatief. Streven naar bijvoorbeeld een kabinet van SP, PvdA, Groen Links en misschien D66 is zinloos. Wij weten allen waar de PvdA voor staat. Groen Links stond voor het Kunduz-akkoord (meer bezuinigingen) en D66 voor het opblazen van het sociaal akkoord (flitsontslag en kortere WW). Behalve nog de getalsmatige complicaties, is zoiets inhoudelijk niet meer dan een mindere ramp dan het huidige kabinet.
Laten we duidelijk zijn: de SP heeft twee maal gefaald. Eén keer in 2006 toen de partij groot werd in de verkiezingen. Ook toen was regeren met de PvdA (en misschien CDA) zinloos. Stelt U zich eens voor dat dat gebeurd was. Dan waren de banken mede onder de regeringsverantwoordelijkheid van de SP gered met miljarden. De tweede keer was in 2012 toen de leiding de kans vergooide om een alternatief te bieden. In plaats daarvan toonde de SP zich de inschikkelijke coalitiepartner; 65 bleef niet 65. Ze stelde zichzelf daarmee op één lijn met de PvdA. De media deden de rest. Waarom dan niet gestemd voor de grootste? Zo verloor de SP de verkiezingen van 2012.
Maar de SP heeft met de huidige crisis een nieuwe kans. Of de SP zich kan herkansen wordt niet bepaald door denkers achter toetsenborden, maar beslist door brede lagen arbeiders. Die gaan niet de straat op (of het stemhokje in) voor wat minder van hetzelfde (bezuinigingen). De SP maakt een kans als zij optreedt voor een meerderheidsregering van de SP op basis van een socialistisch programma. Het zou in één klap het onderscheid duidelijk maken tussen de SP en de partijen die kost wat het kost, willen doorrommelen met het kapitalisme. Het neerzetten van een reëel alternatief zou ook die andere grote oppositiepartij, de PVV, de wind uit de zeilen nemen. De SP zou op deze manier de brede woede en frustratie over de politiek van de afbraak mobiliseren.
Het kapitalisme oefent een enorme druk uit op welke arbeiderspartij dan ook om de partij “veilig” voor het kapitalisme te houden. Syriza in Griekenland is daar een voorbeeld van. De leiding van Syriza is duidelijk naar rechts opgeschoven en heeft alle eisen rond de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie laten vallen. Dat maakt duidelijk hoe noodzakelijk een marxistische stroming is die opkomt voor een overtuigend programma dat de belangen dient van de arbeidersklasse. Een socialistisch programma dat ingaat tegen de hardnekkige pogingen van de kapitalisten om elke partij die de arbeiders als hun partij beschouwen naar rechts te drukken.
De komende jaren zullen jaren zijn van groeiende collectieve strijd, van vakbondsverzet, van spontane bewegingen, van streven naar een partij die de belangen van de arbeiders dient. De arbeidersklasse is de enige die door middel van organisatie en actie een beweging kan vormen die een einde maakt aan armoede, werkloosheid, eenzaamheid en uitzichtloze crises.
- Zie ook:
- Opinie