h

Identiteitspolitiek, conservatisme en socialistische cultuur

9 juli 2017

Identiteitspolitiek, conservatisme en socialistische cultuur

Patrick Zoomermeijer
David Goodhart’s idee van ‘Somewheres versus Anywheres’ spreekt tot de verbeelding van veel mensen in deze tijden van onzekerheid in een snel veranderende wereld. Hij schetst een beeld van aan de ene kant mensen die profiteren van de globalisering, mensen die door hun economische zelfstandigheid en vaak hoge opleiding niet gebonden zijn aan één plek. Zij, de 'Anywheres', omarmen simpel gezegd de multiculturele maatschappij, het vrije verkeer van mensen, goederen en diensten over landsgrenzen heen. Zij voelen zich niet verbonden met hun lokale gemeenschap, een specifieke bevolkingsgroep of zelfs aan hun geboorteland. De 'Somewheres' aan de andere kant, vaak de vroegere arbeidersklasse, zijn degenen die veel hebben verloren door of tijdens de globalisering: hun baan, hun arbeidsvoorwaarden, hun gevoel van gemeenschap, hun worteling.

Inleiding op het partijbestuur door Patrick Zoomermeijer, partijbestuurslid SP en fractievoorzitter SP in Zaanstad

Het eerste dat belangrijk is om op te merken is dat Goodhart - ooit zelfverklaard ‘links’, nu ‘post-links’ - al jaren zegt wat Fortuin en Wilders en eerder Bolkestein en Janmaat al zeiden: er is teveel immigratie en te weinig assimilatie, onze ‘eigen cultuur’ staat onder druk. In het Verenigd Koninkrijk is dat een relatief nieuwe boodschap, die pas zeer recent door de gevestigde politiek wordt opgepakt, terwijl dat hier in Nederland al sinds de moord op Fortuin heel gewoon is. Oftewel: Goodhart brengt ons in het Nederlandse politieke landschap geen nieuwe inzichten, integendeel.

Zijn centrale stelling is dat de immigratie onze sociale voorzieningen bedreigt. Iets wat we hier al jaren horen, ook uit de monden van gevestigde politici. Goodhart stelt echter specifiek dat die bedreiging niet in de eerste plaats zit in de financiële onhoudbaarheid van de ‘verzorgingsstaat’, maar focust op een bepaald begrip van culturele identiteit. Wat het tot een vorm van identiteitspolitiek maakt. Zoals hij zelf zegt: “To put it bluntly – most of us prefer our own kind”.

Goodhart stelt dat de solidariteitsgedachte achter het betalen voor sociale voorzieningen slechts overeind blijft als mensen het idee hebben bij te dragen aan voorzieningen voor wat ze als ‘hun eigen mensen’ zien. Als ze het idee krijgen dat ze voorzieningen betalen voor migranten met wie zij zich niet kunnen identificeren of voor ontwikkelingshulp voor landen ver weg - twee voorbeelden die Goodhart noemt - dan zal de bereidheid om het systeem van sociale voorzieningen in stand te houden worden ondermijnd.

Eén definitie die Goodhart gebruikt voor wat ‘ons’ ‘ons’ maakt is “geloof, vlag en familie”. Alleen die drie woorden al zijn een avond van discussie waard, omdat ze volkomen botsen met onze socialistische waarden en normen. Maar daar kan ik nu door tijdgebrek niet verder op ingaan.

Wel wil ik een kanttekening plaatsen bij Goodhart’s opvatting over de afkalvende solidariteitsgedachte door immigratie. Ten eerste: de solidariteitsgedachte staat al veel langer onder druk, namelijk al een kwart eeuw. Jan Marijnissen beschreef het offensief van het neoliberalisme sinds de jaren negentig al op het moment zelf, toen het zich ontspon. Toen al werden in stapjes onze verworvenheden en dus zekerheden afgepakt. Dit offensief kreeg de ruimte door het politieke vacuüm dat ontstond na de val van de muur - denk aan Fukuyama’s claim over ’het einde van de geschiedenis’ - en door de verrechtsing van de traditionele sociaaldemocratie. Rechts ging in de aanval op de verzorgingsstaat, en sociaaldemocraten gingen daarin vaak voorop, zoals Kok, Blair, Schröder en Clinton, tot aan Samsom tot de afgelopen verkiezingen.

Zij stonden voor de Derde Weg: de droom om de vrije markt sociale doelstellingen te laten verwezenlijken. Dát is waarmee de traditionele arbeiderspartijen hun eigen aanhang van zich vervreemden. ‘Ontheemden’ zou je kunnen zeggen.

Overigens was Goodhart onderdeel van deze stroming van de Derde Weg. Sterker nog: tot op de dag van vandaag pleit hij voor minder overheid onder het mom van ‘minder bureaucratie’, staat hij voor bezuinigingen en privatiseringen. Hij is daarmee zelf onderdeel van het probleem.

Wat Goodhart dan ook voorstelt, klinkt als bezorgdheid over het voortbestaan van sociale voorzieningen. Maar dat is niet oprecht: hij is zelf voorstander van de afbraak ervan.

Ik zie zijn betoog, wat jaren terug al door Wouter Bos en recenter door Asscher met zijn ‘progressief patriottisme’ is overgenomen, als een goedkope manier om via een discours over een ‘botsing van culturen en waarden’ de aandacht af te leiden van de basis. De basis van hoe onze economie is georganiseerd, de jaren van bezuinigingen, deregulering en privatiseringen - iets waar zij zelf aan mee deden.

Deze ideeën van Goodhart kunnen op het eerste gehoor aansprekend zijn en  bij veel mensen herkenbaar klinken. Maar ze zijn een afscheid van de waarden waar echte socialisten voor staan en houden de werkelijke problemen, namelijk onze vrije markteconomie en het neoliberale beleid dat daarbij hoort, in stand.

Wat mij betreft zijn er twee dingen die we moeten doen.

Ten eerste: een samenhangende, radicale, aansprekende visie ontwikkelen als alternatief op de huidige economische orde. Dat gaat verder dan incidentele campagnes of beleidsmatige kritiek op bepaalde (deel)onderwerpen, hoe nodig ook. We hebben een groot verhaal nodig dat in zoveel mogelijk van onze uitingen, campagnes, in onze analyses en ons materiaal terugkomt over wat er de afgelopen decennia is afgebroken en wat wij daar op de langere termijn voor alternatief op hebben. Daarmee kunnen we de werkelijke oorzaken benoemen en een wenkend perspectief bieden waarop je mensen kunt aanspreken. Alleen zó stijg je boven de dagelijkse Haagse politiek en alleen de kleine lokale overwinningen uit. Want uiteindelijk zou ik willen zeggen in goed Nederlands: “It’s the economy, stupid!”

Ten tweede: tegenover de conservatieve waarden van Goodhart, die zo uit een jaren vijftig suburb of de nare jaren van de Nederlandse verzuiling lijken te komen, moeten wij ónze waarden en normen zetten. Die van broeder- en zusterschap, gelijkwaardigheid, menselijke waardigheid, eenheid in diversiteit, gastvrijheid, het verenigingsleven, clubgevoel, solidariteit, samen vechten. Dus sámen met Polen en Bulgaren en Nederlanders in actie tegen de werkgevers die onderbetalen en de rechtse politici die ons willen verdelen. Samen Nederland, dus tegen discriminatie en al het andere wat ons verdeelt. Samen in actie over afkomst en cultuur heen en onszelf verbinden op zaken die ons allemaal aangaan: goede en betaalbare zorg, echt werk, tegen segregatie in scholen en wijken, voor goede en betaalbare woningen, een groene en sociale toekomst, een radicaal andere maatschappij.

Dat zijn geen holle frasen. We hebben een rijke traditie in de Nederlandse arbeidersbeweging om uit te putten. Zo kwamen veel communisten en socialisten in de Zaanstreek bijvoorbeeld ooit uit verzuilde katholieke of protestantse families - ‘daar sliep de duivel tussen’. Ze werden pas zó sterk dat de Zaanstreek de ‘rode Zaanstreek’ ging heten toen ze elkaar vonden in wat hen verbond, namelijk hun slechte leefomstandigheden en de strijd voor de verbetering daarvan.

En we hebben het gezien in 1894 met de staking van de diamantbewerkers in Amsterdam waar ‘Hollanders’ op basis van concrete gedeelde belangen, solidair waren met Joodse arbeiders, die tot dan als ‘niet-Nederlands’ werden gezien. En in 2010 de schoonmakersstaking waarbij de meeste stakers en ook de leiders ervan op de werkvloer een migrantenachtergrond hadden.

Ze kwamen gezamenlijk in beweging. Niet op basis van een abstracte notie van ‘internationalisme’, maar omdat in de strijd voor een betere maatschappij eenheid nodig is. Laat dát de cultuur zijn waarop wij als socialisten aanspraak maken!

Meer lezen?

U bent hier