h

Over Zaanse banenplannen...

1 oktober 2015

Over Zaanse banenplannen...

Carla SchuddeboomDit rechtse college heeft een hele grote broek aangetrokken wat betreft de belofte van duizenden banen. Meer dan een soort van verkiezingsbelofte lijkt het niet, want een concreet plan om die banen ook echt te creeeren is er niet. Waar zou het nu eigenlijk om moeten gaan?

Door Carla Schuddeboom, steunfractielid

Een overheid heeft drie manieren om iets aan werkgelegenheid te doen:

1. het bevorderen van een economische groei die hoger is dan de toename van de arbeidsproductiviteit. Economische groei leidt namelijk niet vanzelf tot meer werkgelegenheid, zoals vaak wordt gezegd. De afgelopen 45 jaar is de economische groei vooral gaan zitten in investeringen in automatisering, digitalisering en andere innovaties waardoor de productiviteit per werkende  enorm is toegenomen. Maar dit heeft niet tot meer banen, tot vacatures geleid. (Zelfs niet tot hogere lonen. De afgelopen twintig jaar stijgen de winsten in de exportsectoren aanzienlijk, maar de CAO lonen zijn hetzelfde gebleven, maar dit terzijde)

2. het stimuleren van arbeidsintensieve sectoren (maar dat gebeurt niet) of een grotere publieke sector. Dat laatste gebeurt al helemaal niet. Het beleid is juist gericht op afbraak van de publieke sector, o.a. in de zorg. Dat is het gevolg van de mythe dat een grote publieke sector slecht zou zijn voor de economie (een mythe, zie Scandinavië). Publieke banen zijn net zo goed banen als marktbanen, het maakt economisch gezien niet uit waar je je brood verdient

3. het verdelen van bestaande werkgelegenheid, wat de afgelopen 45 jaar wel is gebeurd, maar waar we misschien veel meer op in moeten zetten

De landelijke overheid, die toch  meer instrumenten heeft dan een gemeente, krijgt niet veel voor elkaar als het gaat om het scheppen van werkgelegenheid. De regering en de coalitiepartijen moeten dat ook toegeven. De werkloosheid zal volgend jaar 6,7% bedragen, maar wat zijn deze ramingen waard? Er zijn weinig definities die zo vaak veranderen als de definitie van werkloosheid. Sinds 1 januari ben je bijvoorbeeld werkloos als je nul uur werkt en tegelijkertijd op zoek bent naar werk. Voordien gold je ook als werkloos als je minder dan 12 uur werkte en meer wilde werken. Zo kan het percentage werklozen natuurlijk ook fors dalen. Vorig jaar zijn er 100.000 nieuwe banen beloofd, door de lasten op arbeid te verlagen met 15 miljard, maar wat is daar tot nu toe van terecht gekomen? Zo vroeg D66 zich onlangs bij de algemene beschouwingen af. En de SP herinnerde eraan dat er in deze kabinetsperiode juist 100.000 banen zijn verdwenen.

Als de landelijke overheid al zo weinig voor elkaar krijgt, wat moet een gemeente dan? De gemeente kan niet veel meer dan met andere gemeenten concurreren om bestaande banen (bijvoorbeeld door bedrijven naar binnen de gemeentegrenzen te lokken). Nieuwe banen (vacatures!) in de bedrijven scheppen, dat kan de gemeente maar in heel beperkte mate. Intussen vernietigt de gemeente wel banen in de publieke sector ten gevolge van de Haagse bezuinigingen.

Werkloosheid is sinds de jaren negentig meer een gebrek van de werkloze dan een gebrek aan banen. Als de werkloze maar leert solliciteren, zich voortdurend bijschoolt, niet op de bank blijft zitten, een net pak aantrekt enz. enz dan komt die baan vanzelf. Het resultaat van deze ideologisch gekleurde gedachtengang is een grote en dure reïntegratiesector, die op zichzelf natuurlijk wel weer voor banen zorgt.

'Banenplannen' zijn bijna altijd gericht op het geschikt maken van uitkeringsgerechtigden voor vacatures, niet op meer werkgelegenheid. Ze gaan over scholing, loonsuppletie, stages en werken met behoud van uitkering, maar niet over meer werk. Je zou kunnen zeggen dat het bestaande werk door die plannen meer tussen mensen rouleert. De één wordt ontslagen, de ander gaat zijn of haar werk doen met behoud van uitkering.

Maar zou het niet moeten gaan om nieuwe, extra banen, om vacatures?

Meer lezen?

U bent hier