h

De musicus die nu ZZP’er word genoemd, is een bonte figuur

29 mei 2017

De musicus die nu ZZP’er word genoemd, is een bonte figuur

Musici in loondienst zijn meestal orkestleden van 1 van de grote landelijk orkesten, of hadden tot voor kort - in het geval van Zaanstad - een baan bij een muziekschool. Orkestbanen zijn doorgaans voltijd betrekkingen. Voor zover ik weet is de typische muziekschooldocent een musicus met een gemengde praktijk: lesgeven als financiële ruggengraat, een bandje of kamermuziekgroep in eigen beheer, componeren of bewerken van muziek, (amateur)orkesten dirigeren en opleiden en incidenteel spelen als freelancer in bestaande orkesten - een grote bron van inkomen voor vele freelancers, soms wel het leeuwendeel van de inkomen - ook tot voor kort.

Door Recai (Ray) Varli, Zaans muziekdocent

Met de laatste ‘verzelfstandiging’ van de muziekschooldocenten is een veilige, regelmatig bron van inkomsten weggevallen. Omdat musici nou eenmaal beter met muziek kunnen omgaan dan met andere werkzaamheden (wij zijn specialisten met een opleiding van wel 15-20 jaar, alle jeugdjaren meegeteld), zijn heel veel docenten doorgegaan als ZZP-er. Het resultaat in mijn directe omgeving is een halvering van het inkomen, docenten met opgroeiende kinderen die kleiner moeten gaan wonen omdat zij de kosten moeten drukken, docenten die meer dan 100 leerlingen in de week zien, soms wel in groepsverband, soms niet, en nog andere varianten.

De wetgeving die bedoeld is om schijn-ZZP’ers tegen te gaan heeft het effect dat wij niet meer kunnen declareren als ZZP’er, ook de musici die dat al jaren waren voor de Belastingdienst. Jongere collega’s van mij die als fulltime freelance remplacent werken bij de grote orkesten zien hun inkomen halveren doordat zij niet meer als ZZP’er mogen declareren. Het gaat om een grote groep zeer bekwame en noodzakelijke musici die óf voor de vrijheid kiezen om ernaast (veel minder lonende) kamermuziek te kunnen spelen, óf door bezuinigingen in orkestbudgetten geen baan kunnen vinden.

Subsidiekortingen hebben al onze diverse bronnen van inkomen geraakt. Wij zijn hoogopgeleide vrijwilligers aan het worden. Wat is onze bijdrage aan cultuur nog waard?

Wij leren kinderen en amateurmuzikanten om samen te werken om van iets heel kleins een grote, betekenisvolle compositie te maken. Wij leren ze om in het moment samen te kunnen reageren, om de complexe gedachten- en gevoelsstroom van geniale musici te volgen, code te lezen, de taal van de muziek te leren kennen, anderen te raken, jezelf te presenteren, een lange spanningsboog te maken en erin te blijven. En wij laten de harten van de toehoorders meetrillen.

Het proces van muziek leren spelen is langdurig en complex, en vrienden en familie van leerlingen krijgen iets mee van wat een ambacht is, en wat verder reikt naar kunst. Dit is waar het aan ontbreekt in onze maatschappij. Niet kennis, maar kunnen, opgebouwd met geduld en vreugde.

Laten wij duidelijk zijn; deze mensen, docenten en/of uitvoerende musici, hebben nooit grote salarissen gehad. Alle kortingen op de uitgaven voor cultuur die zijn doorgevoerd brengen ze iets dichter bij de financiële afgrond. Dat wij als groep erg goed zijn geworden om van heel weinig (25.000 per jaar, 30,000 per jaar, dit in de goede tijden van weleer!) leven, wil niet zeggen dat wij van niets kunnen leven.

De maatschappij heeft misschien dringend nieuwe werknemers nodig in de McDonald's maar dat zal het antwoord niet worden. Een verspilling van talent, educatie, specialistische kennis… en waarvoor? Om de ongelukkigen wiens baan wij ook niet willen inpikken, tevreden te stellen, vrees ik.

Meer lezen?

U bent hier