h

Kultuurklutsers tekenen bezwaar aan tegen afwijzen referendum

3 april 2017

Kultuurklutsers tekenen bezwaar aan tegen afwijzen referendum

Op 16 februari 2017 heeft uw gemeenteraad na een zeer uitvoerig debat twee raadsbesluiten genomen: (1) een besluit om het inleidend verzoek tot het houden van een referendum aangaande definitieve budgetaanvraag ‘Cultuurcluster’ (het ‘Referendumbesluit’) en (2) een besluit inzake de definitieve budgetaanvraag voor de investering en exploitatie van het ‘Cultuurcluster’ (het kredietbesluit).

Van beide besluiten kan worden gezegd dat deze appellabele besluiten in de zin van artikel 1:3 Awb zijn. Ondergetekende Jan de Bruin, wonende Tuinstraat 12 1506 VX te Zaandam, vertegenwoordiger en woordvoerder van de organisatie Kultuurklutser en verder te noemen: KK, maakt bij deze gelegenheid dan ook op navolgende gronden bezwaar.

Ingevolge artikel 5 eerste en tweede lid van de ‘Verordening op het referendum Gemeente Zaanstad’: hierna ‘Referendumverordening’ heeft KK heeft het referendum tijdig aangemeld en op 19.01 j.l. met ruim 500 geldige handtekeningen ondersteund, aangeboden aan interim-burgemeester R. Vreeman. Daarmee is het verzoek ontvankelijk en richt het bezwaar zich op de vraag of de gemeenteraad redelijkerwijs het verzoek tot het houden van een referendum inzake het ‘kredietbesluit’ op grond van de Verordening op het referendum van de gemeente Zaanstad heeft kunnen afwijzen.

KK verzoekt de toetsing van bezwaarschrift te laten behandelen door de externe hoor –en adviescommissie, waarbij het KK uitgenodigd wordt om een mondelinge toelichting te geven op de hier onderstaande beknopte redenen van bezwaar.

KK maakt bezwaar tegen het ‘Referendumbesluit’ om volgende redenen:

  • De door het presidium aangestelde eminente staatsrechtkundigen Munneke en Schilder hebben in hun rapportage d.d. 03.02.2017 en dat op basis van door de Gemeente Zaanstad aangeleverd onderzoeksmateriaal verklaard:

‘Dit alles overziend ontstaat naar ons oordeel het beeld dat van geen enkel eerder raadsbesluit zonder meer gezegd kan worden dat het meer geëigend was om een referendum over het cultuurcluster aan te verbinden. Wij menen dat er geen eerder besluit door de raad lijkt te zijn genomen dat inhoudelijk en qua mate van concreetheid zo dicht bij het huidige besluit ligt, dat geoordeeld kan worden dat het definitieve kredietbesluit daarin zijn grondslag vindt als bedoeld in de referendumverordening. Daarmee dient de voorgenomen beslissing in onze opvatting als referendabel te worden beschouwd.’

  • Onder punt vijf en zes van ‘het amendement’ wordt een ‘jarenlang besluitvormingsproces’ genoemd. Artikel 3, aanhef en onderdeel g, van de ‘Referendumverordening’ bepaalt dat een referendum niet kan worden gehouden over besluiten die naar het oordeel van de raad hun grondslag vinden in een eerder genomen beslissing waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden. Met bovengemeld advies vervalt de argumentatie van de Raad voor wat betreft de verwijzing naar artikel 3g van de 'Referendumverordening’.
  • In hun besluit onderbouwt de raad op geen enkele manier de verwijzing naar artikel 3i van de ‘Referendumverordening’, anders dan met het in raadsmeerderheid aanvaardde ‘amendement A gewijzigd referendabiliteit’ hierna: ‘het amendement’. Zoals blijkt uit ‘het amendement’ heeft een aantal fracties onder meer gelet op, volgens hun oordeel, het stadium waarin de besluitvorming met betrekking tot de bouw van het ‘Cultuurcluster’ zich bevindt en de betrokkenen belangen, geen behoefte aan een referendum met een mogelijk ‘nee’ als uitkomst. Daar dit ook zo is uitgesproken, kan worden afgeleid dat het besluit om geen referendum te houden, voortvloeit uit vooringenomenheid in de zin van artikel 2:4 Awb.
  • De Raad verwijst tevens naar artikel 3 j van de ‘Referendumverordening’ waarin is bepaald dat een referendum niet gehouden kan worden over besluiten waarbij het belang van het referendum niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de raad voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving. Naar het oordeel van het KK voldoen de ruim door gemeente Zaanstad gesubsidieerde beoogde partners van het ‘Cultuurcluster’ niet aan deze kwalificatie. Hun plaats in de samenleving heeft bovendien nooit ter discussie gestaan.
  • De verwijzing in ‘het amendement’ naar artikel 3k van de ‘Referendumverordening’ waarin bepaald is dat een referendum niet gehouden kan worden over besluiten waarvan de raad van mening is dat er andere dan de onder i en j genoemde dringende redenen zijn om geen referendum te houden, wordt tevens onderbouwd met ‘financiële risico’s en tegenvallers voor de gemeente Zaanstad’. De gememoreerde financiële risico’s en tegenvallers zijn niet in kaart gebracht en aan de raad voorgelegd. Bovendien is uit de extra kredietaanvraag van €7,7 miljoen gebleken dat het doorgaan van een ‘Cultuurcluster’ veel grotere financiële risico’s met zich mee zal brengen dan het stoppen ervan. Dit nog los van het te verwachten normale meerwerk tijdens de bouw en voor oplevering, met de bijbehorende extra kosten en juridische verwikkelingen tussen projectontwikkelaar en aannemer. Het stoppen van het cultuurcluster zal in alle gevallen goedkoper zijn dan de thans bekende ca. €42,5 miljoen. Daarmee is de ‘spoedeisendheid’ door de raad gebrekkig gemotiveerd.
  • De bij punt twee van ‘het amendement’ genoemde gevolgen zijn nooit onderzocht. Sterker nog: wethouder D. Emmer heeft tijdens een in 2015 gehouden symposium verklaard: ”niet terug te willen gaan naar NSPO voor overleg”. Dus zijn de gevolgen van eventueel in gebreke blijven onbekend.
  • De onder punt drie van ‘het amendement’ genoemde, beoogde partners, Fluxus, De fabriek, de Bieb en de Flux zijn onder subsidiedwang overgehaald om onderdeel te gaan uitmaken van het ‘Cultuurcluster’. Dat hun neuzen nu de kant van het ‘Cultuurcluster’ opstaan heeft niets te maken met een intrinsieke en noodzakelijke motivatie. Voorts is door de vrijwilligers van de betrokken organisaties aan het KK duidelijk gemaakt dat zij hun vrijwilligerswerk bij verhuizing naar het ‘Cultuurcluster’ ter discussie stellen of afwijzen. Ook stellen een aantal docenten van Fluxus dat zij geen les zullen geven in het ‘Cultuurcluster’.
  • Onder punt vier van ‘het amendement’ worden financiële, contractuele en programmatische gevolgen genoemd als het ‘Cultuurcluster’ niet gerealiseerd wordt. Het is logisch dat er voor (her)huisvesting, voor zover noodzakelijk, nieuwe huurcontracten afgesloten dienen te worden. Herhuisvesting is slechts voor twee bedrijfsonderdelen van Fluxus en voor het poppodium noodzakelijk. De Muziekschool, De Bieb en de Fabriek kunnen in hun huidige huisvesting hun exploitatie met beperkte subsidie sluitend krijgen. Door de huidige samenwerking zullen programmatische gevolgen nihil zijn. Het inkrimpen van de bedrijfsvoering van de Bieb tgv minder leners en het afstoten van alle docenten door Fluxus, waardoor alleen een facilitaire organisatie met hoofdzakelijk extramurale activiteiten overblijft, maken een cultuurcluster overbodig en onwenselijk. Dit temeer omdat herhuisvesting in monumentale leegstaande gebouwen tot de mogelijkheden behoren. De te verwachten 300.000 betalende bezoekers die tot (terugbetalende) zelfstandigheid moet leiden is een door de mediator ingebrachte wenselijkheid op verzoek van de opdrachtgever.
  • De onder punt zeven van ‘het amendement’ genoemde positie van de gemeente Zaanstad die in het geding zou zijn bij het niet nemen van het ‘kredietbesluit’ komt juist in het geding door het nemen van het kredietbesluit en het afwijzen van een referendum. Daarmee toont de raad van de Gemeente Zaanstad zich een onbetrouwbare partner naar de bevolking van Zaanstad. Het accepteren van een raadgevend referendum zou een bijdrage kunnen leveren aan het herstel van vertrouwen in de politiek.
  • Onder punt tien van ‘het amendement’ wordt gesteld dat er zonder ‘kredietbesluit’ geen alternatief is voor een nieuwe bestemming van het gebied. Er is door het college van B&W nooit een onderzoek aan de raad voorgelegd waaruit blijkt dat er intensieve pogingen zijn ondernomen om een commerciële partner te vinden voor het afronden van Inverdan op locatie Figaro. Ook is er door het college nooit serieus ingegaan op alternatieve herhuisvestingsadviezen van het KK, diverse politieke partijen en ter zake kundige particulieren.

Gelet op het bovenstaande verzoek ik u dringend dit bezwaar voor te leggen aan de externe hoor- en adviescommissie en mij na 31.03.2017 in de gelegenheid te stellen dit bezwaar mondeling toe te lichten.

Jan de Bruin (Kultuurklutser)

Meer lezen?

U bent hier